ECLI:NL:RBROT:2024:2889
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens fraude bij aanvraag van de Tegemoetkoming Vaste Lasten
In deze zaak heeft de verzoeker op 19 januari 2024 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker is op 14 maart 2024 gehoord ter terechtzitting. De verzoeker heeft een schuldenlast van € 65.704,39, waarvan een aanzienlijk deel voortkomt uit een fraudeschuld aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van € 55.039,39, ontstaan door het indienen van een valse aanvraag voor de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker niet te goeder trouw is geweest in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift, wat een vereiste is voor toewijzing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker heeft geen bewijs geleverd voor zijn bewering dat zijn broer de frauduleuze aanvraag heeft ingediend en heeft zich niet ingespannen om het ontvangen bedrag terug te betalen of aangifte te doen tegen zijn broer. De rechtbank concludeert dat de verzoeker niet voldoet aan de gedragsmaatstaf van goede trouw en wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. M. Aukema, rechter, in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier.