ECLI:NL:RBROT:2024:2887

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10894060
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming woning en betaling van huurachterstand

In deze huurzaak heeft de kantonrechter op 5 april 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Havensteder en [gedaagde]. Havensteder, de verhuurder, heeft [gedaagde] aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist. De huurovereenkomst dateert van 11 mei 2022 en de huur bedraagt € 586,13 per maand. Op het moment van de zitting was er een huurachterstand van € 3.241,54, die [gedaagde] moest betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden, aangezien [gedaagde] niet tijdig aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. De omstandigheden die [gedaagde] aanvoert, zoals financiële problemen en een tijdelijk verblijf in Kenia, zijn niet voldoende om de ontbinding te voorkomen. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en heeft tevens de huur en gebruiksvergoeding voor de periode tot de ontruiming vastgesteld. Daarnaast zijn incassokosten en rente toegewezen, en moet [gedaagde] de proceskosten betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10894060 CV EXPL 24-1674
datum uitspraak: 5 april 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 januari 2024, met bijlagen 1 tot en met 5;
  • het antwoord.
1.2.
Op 7 maart 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken met de gemachtigde van Havensteder en met [gedaagde] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 11 mei 2022 een woning van Havensteder. De huur is nu € 586,13 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Havensteder eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. [gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 3.241,54 betalen
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 3.241,54 aan Havensteder te betalen. Vastgesteld is dat dit de huurachterstand was op het moment van de zitting. De huur tot en met de maand maart 2024 zit hier dus bij.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.3.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht is om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, zoals in dit geval. Daarbij weegt het volgende mee.
Al kort na aanvang van de huurovereenkomst is een huurachterstand ontstaan, die geleidelijk aan opgelopen is tot het nu openstaande bedrag. De omstandigheden die [gedaagde] aanvoert, zoals haar financiële problemen in verband met de terugbetaling van toeslagen en (te) geringe en wisselende inkomsten uit haar onderneming, liggen, hoe moeilijk ook, in haar risicosfeer en niet in die van Havensteder. Ook de omstandigheid dat [gedaagde] gedurende enige maanden verstoken is geweest van inkomsten door een noodgedwongen langer verblijf in Kenia, doet niet af aan de verschuldigdheid van de huur. Gehoord is dat [gedaagde] inmiddels hulp krijgt van diverse personen en instanties in verband met haar schulden, maar tot nog toe heeft dat onvoldoende resultaat gehad voor Havensteder. Daarom is ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd, ook al is dat uiteraard ingrijpend voor [gedaagde] en haar drie kinderen. Overigens is omtrent haar kinderen door [gedaagde] niets naders aangevoerd.
[gedaagde] moet de woning ontruimen
2.4.
De ontbinding van de huurovereenkomst betekent dat [gedaagde] niet langer in de woning mag wonen. Daarom moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis.
[gedaagde] moet nog huur en een gebruiksvergoeding betalen
2.5.
Voor de periode van 1 april 2024 tot en met vandaag 5 april 2024 moet [gedaagde] nog huur betalen. Voor de dagen daarna tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] (naar rato) een gebruiksvergoeding van € 586,13 per maand betalen (artikel 7:225 BW).
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.6.
De incassokosten van € 544,83 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.7.
[gedaagde] moet de tot aan de dagvaarding verschuldigd geworden rente van € 62,35 betalen, plus de rente over het oorspronkelijk geëiste bedrag van € 5.020,98 vanaf de datum van de dagvaarding totdat het bedrag volledig is betaald.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Havensteder vast op € 135,97 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 476,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 238,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.270,97. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen. Hiertegen is geen verweer gevoerd, maar de hierboven onder 2.3. vermelde feiten en omstandigheden zijn wel meegewogen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder te betalen:
  • € 3.241,54 aan achterstallige huur tot en met de maand maart 2024;
  • € 544,83 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • € 62,35 aan tot aan de dagvaarding verschuldigd geworden rente;
  • de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 5.020,98 vanaf
5 januari 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres] te Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 april 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Havensteder te betalen € 586,13 per maand;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden vastgesteld op € 1.270,97;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
465