In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een verzoek van [verzoeker] tegen DC River B.V. inzake betaling van een transitievergoeding en achterstallig loon. [verzoeker] was in dienst bij DC River als [functie 1] op een sleephopperzuiger en heeft gewerkt volgens een systeem van twee weken op en twee weken af. De arbeidsovereenkomst eindigde op 18 april 2023. Na de eindafrekening ontstond er een geschil over de transitievergoeding en het loon, waarbij [verzoeker] een bedrag van € 2.576,54 aan transitievergoeding en € 25.022,70 aan loon vorderde. DC River heeft al een deel van de transitievergoeding betaald, maar betwist de hoogte van de vordering van [verzoeker].
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 februari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [verzoeker] heeft een nieuwe berekening van zijn vordering gepresenteerd, waaruit blijkt dat hij nog recht heeft op een aanzienlijk bedrag. DC River heeft aangegeven dat zij het grotendeels eens is met deze berekening, maar dat er nog enkele correcties moeten worden doorgevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van [verzoeker] ontvankelijk is en dat de gang naar de geschillencommissie niet dwingend is voorgeschreven volgens de cao.
De kantonrechter heeft besloten om een nieuwe zitting te plannen, zodat partijen de kans krijgen om tot een minnelijke regeling te komen. Partijen zijn verzocht om hun verhinderingen op te geven voor de maanden juni tot en met september 2024. De verdere beslissing is aangehouden, en de beschikking is openbaar uitgesproken door mr. V.F. Milders op 29 maart 2024.