ECLI:NL:RBROT:2024:286

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
10271527
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor schade door arbeidsongeval en kostenbegroting deelgeschil

In deze zaak heeft een werknemer, aangeduid als [verzoeker], VWA B.V. aansprakelijk gesteld voor schade die hij zou hebben geleden door een arbeidsongeval op 13 januari 2020. De werknemer, die als vrachtwagenchauffeur werkte, stelde dat een doos met een warmtepomp tegen zijn hoofd viel tijdens het lossen van de vrachtwagen. Hij verzocht om een verklaring voor recht dat VWA als werkgever aansprakelijk is voor de schade. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en op 18 januari 2024 uitspraak gedaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer niet voldoende bewijs heeft geleverd dat het ongeval daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ondanks dat de werknemer foto’s, een Whatsappbericht en getuigenverklaringen heeft overgelegd, kon de kantonrechter niet vaststellen dat de doos daadwerkelijk tegen zijn hoofd is gevallen. De verklaringen van de betrokken partijen, waaronder de directeur van VWA en een planner, ondersteunden de stellingen van de werknemer niet.

De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer afgewezen, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Daarnaast heeft de kantonrechter de kosten van de procedure begroot op € 3.418,- inclusief btw, maar VWA werd niet veroordeeld tot betaling van deze kosten, aangezien de aansprakelijkheid niet vaststond. De beslissing is genomen met inachtneming van de redelijkheid en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10271527 HA VERZ 23-2
datum uitspraak: 18 januari 2024
Beschikking van de kantonrechter
in het verzoek van:
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.W. Janssens,
tegen
VWA B.V.,
vestigingsplaats: Alblasserdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. J. Kruijswijk Jansen.
Partijen worden hierna “[verzoeker]” en “VWA” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, dat op 5 januari 2023 is ontvangen door de griffie;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de pleitnota van mr. Janssens.
1.2.
Op 14 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [verzoeker], bijgestaan door mr. Janssens, en namens VWA [naam 1], directeur, bijgestaan door mr. Kruijswijk Jansen en [naam 2], namens verzekeraar MS Amlin.
De procedure is aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen tot 28 december 2023. Partijen hebben de kantonrechter bericht dat zij geen schikking hebben bereikt en hebben verzocht om een uitspraak.

2.De zaak

2.1.
[verzoeker] heeft van 6 tot 15 januari 2020 bij VWA gewerkt als vrachtwagenchauffeur. Hij stelt dat op 13 januari 2020 een doos met een warmtepomp erin tegen zijn hoofd is gevallen tijdens het lossen van de vrachtwagen bij een klant. Hij wil in deze deelgeschilprocedure een verklaring voor recht dat VWA als werkgever aansprakelijk is voor de schade die hij hierdoor lijdt.

3.De beoordeling

De uitkomst

3.1.
De kantonrechter wijst het verzoek van [verzoeker] af, omdat zij niet kan vaststellen dat hem op 13 januari 2020 een ongeval is overkomen tijdens zijn werk. Dit wordt hierna uitgelegd.
Deelgeschil
3.2.
[verzoeker] houdt VWA aansprakelijk voor de (pijn)klachten en beperkingen die hij ondervindt. [verzoeker] onderbouwt met de journaalregels van zijn huisartsenpraktijk [1] dat er sprake is van letsel, zodat zijn verzoek kan worden behandeld [2] .
Voorval op 13 januari 2020 staat niet vast
3.3.
Een werkgever is in beginsel aansprakelijk voor de schade die een werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden [3] . De werknemer moet stellen en zo nodig bewijzen dat hij schade heeft geleden tijdens zijn werk [4] . De kantonrechter kan in deze zaak niet vaststellen dat [verzoeker] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. [verzoeker] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat er op 13 januari 2020 een zware doos tegen zijn hoofd is gevallen bij het lossen van de vrachtwagen en dat hij daardoor letsel heeft opgelopen. Hij heeft weliswaar foto’s in het geding gebracht, een Whatsappbericht en getuigenverklaringen die tijdens een voorlopig getuigenverhoor zijn afgelegd, maar dit alles toont niet aan dat het ongeval heeft plaatsgevonden zoals [verzoeker] stelt, gelet op het volgende.
Verklaringen
3.4.
Partijen zijn het erover eens dat [verzoeker] op 13 januari 2020 een doos met een warmtepomp heeft vervoerd en dat deze doos beschadigd bij de klant is aangekomen. [verzoeker] verklaart [5] hierover dat de doos bovenop andere dozen stond en dat er zogeheten monopijpen voor lagen, die [verzoeker] naar achteren heeft geduwd. Bij het wegduwen van de laatste monopijp viel de doos volgens hem tegen de zijkant van zijn hoofd en is [verzoeker] gevallen. Op de foto [6] die [verzoeker] in het geding brengt is een zijkant van een doos te zien met een beschadiging aan de zijkant. Het is niet duidelijk dat dit de afdruk van het hoofd van [verzoeker] is, zoals hij stelt.
3.5.
[verzoeker] verklaart dat hij het voorval heeft gemeld bij de klant waar hij de doos moest afleveren, maar legt geen verklaring van deze klant over. [verzoeker] verklaart ook dat hij in het bijzijn van de klant met [naam 3], op dat moment planner bij VWA, heeft gebeld, en tegen deze heeft gezegd dat de doos tegen zijn hoofd was gevallen en dat hij last had van zijn nek. De dag erna heeft [verzoeker] volgens eigen zeggen [naam 3] laten weten dat de pijn in zijn nek erger werd. [naam 3] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor [7] echter verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat [verzoeker] op 13 januari 2020 een doos tegen zijn hoofd heeft gekregen en ook niet dat [verzoeker] nekklachten had. De verklaringen van [verzoeker] worden op dit punt dus niet ondersteund door ander bewijs. De verklaring van [verzoeker] alleen kan geen bewijs in zijn voordeel opleveren, tenzij deze verklaring strekt ter aanvulling van ander, onvolledig bewijs [8] .
3.6.
Volgens [verzoeker] heeft hij bij terugkomst op de zaak [naam 1], directeur van VWA, gevraagd of hij “
het verhaal” had gehoord, wat [naam 1] volgens hem heeft bevestigd. Ook heeft [verzoeker] verklaard dat hij [naam 1] heeft gemeld dat hij last had van zijn nek en dat hij verwachtte dat het de volgende dag erger zou zijn. [naam 1] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor echter verklaard dat hij het voorval die avond niet met [verzoeker] heeft besproken, dat [verzoeker] hem niet heeft gezegd last van zijn nek te hebben en dat hij ook niet van de planners heeft gehoord dat [verzoeker] nekklachten had. [naam 1] heeft ook niet bevestigd dat [verzoeker] hem na het bezoek aan diens huisarts op 15 januari 2020 telefonisch heeft verteld dat hij een whiplash had en dat hij twee weken rust moest houden, zoals [verzoeker] heeft verklaard. Ook [naam 4], als ZZP-er werkzaam voor VWA, heeft niet bevestigd dat [verzoeker] iets heeft gemeld over lichamelijke klachten [9] .
Whatsappbericht van 15 januari 2020
3.7.
VWA heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] binnen de proeftijd per 15 januari 2020 beëindigd. [verzoeker] heeft hierna in een Whatsappbericht van 15 januari 2020 aan [naam 1] geschreven: “
Hou er wel rekening mee dat het een bedrijfsongeval is”. VWA heeft hier niet op gereageerd. Ook dit Whatsappbericht van [verzoeker] ondersteunt niet zijn stelling dat hij letsel heeft opgelopen tijdens het werk. Het gaat om een enkel bericht van [verzoeker] zelf.
Afwijzing van het verzoek
3.8.
[verzoeker] heeft niet aangetoond dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, omdat zijn stellingen en verklaringen over de gebeurtenissen op 13 januari 2020 niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De kantonrechter wijst de gevraagde verklaring voor recht daarom af.
Kosten deelgeschil
3.9.
De kantonrechter moet op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking nemen, ook als een verzoek wordt afgewezen. Dit is alleen anders als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Dit laatste is niet het geval. Bij de begroting van de kosten moet de dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. De kantonrechter begroot de redelijke kosten van deze procedure op € 3.418,- inclusief btw en legt dat hierna uit.
3.10.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van in totaal € 4.829,20 inclusief btw. Het uurtarief dat de gemachtigde van [verzoeker] in rekening brengt, € 280,- per uur exclusief btw, is aan de hoge kant, maar niet bovenmatig. De kantonrechter ziet wel aanleiding om het aantal in rekening gebrachte uren te matigen, gelet op de volgende omstandigheden:
  • de geringe complexiteit en omvang van de zaak;
  • de gemachtigde heeft namens [verzoeker] al een verzoek ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, waarvan de inhoud (deels) overeenkomt met het verzoekschrift in deze zaak;
  • de gemachtigde is een ervaren en gespecialiseerd letselschadeadvocaat, zodat verwacht wordt dat hij minder tijd dan gemiddeld nodig zal hebben voor een zaak als deze;
  • de werkelijk tijdsduur van de zitting die niet meer dan 1,5 uur bedroeg.
De kantonrechter houdt rekening met deze omstandigheden en matigt het aantal uren tot 10. De gemachtigde van [verzoeker] gaat uit van € 314,- aan griffierecht, maar aan griffierecht is slechts € 86,- in rekening gebracht. De kosten worden, gelet op dit alles, begroot op een bedrag van: € 3.418,- inclusief btw (10 uren x € 280,- uurtarief + 19% btw + € 86,- griffierecht). Omdat de aansprakelijkheid van VWA niet vaststaat, wordt zij niet veroordeeld tot betaling van dit bedrag.

4.De beslissing

De kantonrechter

wijst het verzoek af;
begroot de kosten op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv aan de kant van [verzoeker] op
€ 3.418,- inclusief btw.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424

Voetnoten

1.Bijlage 16 bij het verzoek
2.Artikel 1019w Rv
3.Artikel 7:658 lid 2 BW
4.Artikel 150 Rv
5.Verklaring van [verzoeker] tijdens het voorlopig getuigenverhoor, bijlage 14 bij het verzoek
6.Eerste foto bij bijlage 5 bij het verzoek
7.Bijlage 14 bij het verzoek
8.Artikelen 88 lid 2 Rv en 164 lid 2 Rv
9.Bijlage bij het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 september 2022, bijlage 14