ECLI:NL:RBROT:2024:284

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/10/658219 / HA ZA 23-468
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en geschil over de kwalificatie van een overeenkomst tussen Benelux Overseas B.V. en [naam bedrijf01]

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen Benelux Overseas B.V. en [naam bedrijf01] over de kwalificatie van een overeenkomst en de aansprakelijkheid van de bestuurders. Benelux Overseas vordert betaling van € 100.000,00 van [naam bedrijf01], die volgens hen de verkoopopbrengst van sinaasappels niet heeft doorbetaald aan Egypt Overseas Co. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst was tussen Egypt Overseas en [naam bedrijf01], maar dat deze niet als consignatieovereenkomst kan worden gekwalificeerd, zoals Benelux Overseas stelt. De rechtbank concludeert dat [naam bedrijf01] de sinaasappels in eigen naam heeft verkocht en dat de opbrengst niet aan Egypt Overseas is doorbetaald. De vordering tegen [naam bedrijf01] wordt toegewezen, terwijl de vorderingen tegen de bestuurders [gedaagden 2&3] worden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen persoonlijk ernstig verwijt aan de bestuurders kan worden gemaakt, omdat zij niet wisten of moesten weten dat [naam bedrijf01] niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. De proceskosten worden toegewezen aan de partij die ongelijk krijgt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/658219 / HA ZA 23-468
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BENELUX OVERSEAS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. H.F.C. Hoogendoorn te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde01],
gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde02],
gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde,
advocaat mr. B.R. Kleij te Rotterdam,
3.
[gedaagde03],
wonende te Vlaardingen,
gedaagde,
advocaat mr. B.R. Kleij te Rotterdam.
Eiseres wordt hierna Benelux Overseas genoemd. Gedaagde 1 wordt [naam bedrijf01] genoemd. Gedaagden 2 en 3 worden gezamenlijk [gedaagden 2&3] genoemd en afzonderlijk [gedaagde02] en [gedaagde03] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 12 en 15 mei 2023, met producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagden 2&3] , met producties 1 tot en met 4;
  • de brief van de rechtbank van 18 juli 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 10 november 2023;
  • de brief van de rechtbank van 5 oktober 2023, met een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling;
  • de akte overlegging producties van Benelux Overseas, met producties 15 tot en met 17;
  • de akte overlegging producties van [gedaagden 2&3] , met productie 5;
  • de spreekaantekeningen voor de mondelinge behandeling van Benelux Overseas en [gedaagden 2&3] ;
  • de mondelinge behandeling van 10 november 2023.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de datum bepaald waarop er vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
In februari 2022 heeft de Egyptische vennootschap Egypt Overseas Co. (hierna: Egypt Overseas) zestien containers met elk 1.664 dozen sinaasappels laten verschepen van Egypte naar Rotterdam. Op de vervoersdocumenten is [naam bedrijf01] vermeld als
consigneeen als
notify party.
2.2.
[naam bedrijf01] is de handelsnaam van [gedaagde01] (gedaagde 1, in dit vonnis aangeduid als [naam bedrijf01]). [naam bedrijf01] is opgericht op 24 november 2020. Op het moment van de oprichting was [gedaagde02] de statutair bestuurder en enige aandeelhouder van [naam bedrijf01]. [gedaagde03] is de statutair bestuurder en enige aandeelhouder van [gedaagde02] .
2.3.
In een e-mail van 22 maart 2022 heeft [naam01] (hierna: [naam01] ) namens [naam bedrijf01] het volgende geschreven aan [naam02] (hierna: [naam02] ) van Egypt Overseas:
“(…) Hereby I send you the complete set of all orange containers. We did a payment of € 25.632,16, that is the total amount of advance payments minus all the costs. After this we wait for the final account sale and then make the final calculation. (…)”
2.4.
In een e-mail van [naam01] aan [naam02] van 8 april 2022 staat onder meer het volgende:
“(…) We have received the oranges on consignment, which means that we have to arrange the THC and everything regarding customs clearance and storage and further sell the product at a price that is in line with the market. This is what we did, but the market went down hard. We sold the oranges all on the basis of a down payment after approval by the customer. In most cases, the deposit was € 3 per box. We have now settled all containers on the basis of this down payment with deduction of all costs incurred by us. [naam02] has all 16 settlements in his possession and no significant comments have been made about it. In addition to the down payment, we give our customers a target price, which we want to receive for the Oranges. This price is based on the then prevailing market price and the expectation of what the prices will do. This is normal in the business. This is not a fixed price, which has also been explained to [naam02] several times. After a period of 3 weeks we expect our customers to return a result which we use to make the final statement. This final settlement is indeed taking too long and we are chasing our customers to deliver this quickly. In addition to the price, we also have the piece of VAT that we initially deducted from the first settlement, but which of course will be paid to you after receipt from the tax authorities. We do quarterly declaration, so we will receive the payment back sometime at the end of May. (…)”
2.5.
In reactie op een brief van de advocaat van Egypt Overseas heeft [naam01] in een e-mail van 5 mei 2022 onder meer het volgende geschreven:
“(…) * Alle sinaasappels zijn verkocht/16 containers. (…)
* Er heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden aangaande allerhande zaken (prijs/betalingscondities/BL/phyto/verpakking/labels/MRL rapportage) (…)
* Er is geen overeenkomst tussen [naam bedrijf01] ([naam bedrijf01]) en Egypt overseas. Deze is nooit tot stand gekomen, aangezien wij een andere visie hebben op hoe de markt werkt. Wij hebben aangegeven te willen werken op basis van commissie en [naam02] wilde met ons een overeenkomst op basis van winstdeling. Ik heb hem meerdere malen uitgelegd dat wij dit niet kunnen accepteren, aangezien er op basis van zijn inkoop gerelateerd aan de
marktprijs, praktisch nooit winst wordt behaald. Wij waren op mijn initiatief dan ook in onderhandeling over een nieuwe manier van werken, aangezien het uien-seizoen voor de deur staat. Onze intentie was om te werken aan een langdurige samenwerking op basis van gelijkwaardigheid. Uitgangspunt was dat wij de nederlandse operatie gingen verzorgen en [naam02] alles van Egypte tot in de haven van Rotterdam. Voor deze activiteiten zouden wij een vaste vergoeding ontvangen per container. (…)”
2.6.
Bij de e-mail van [naam01] van 5 mei 2022 is als bijlage het pdf-document “afrekening 16 containers” gevoegd. In dit document zijn per container onder meer de gemaakte kosten, de aanbetaling en de verkoopprijs vermeld. Ook is per container een “commissie [naam bedrijf01] 8%” vermeld. Onderaan is per container een nader aan Egypt Overseas te betalen bedrag opgenomen. Hieronder staat als voorbeeld een afbeelding van de berekening van de eerste container.
2.7.
In een brief van 19 mei 2022 heeft de advocaat van Egypt Overseas onder meer het volgende geschreven aan [naam bedrijf01]:
“(…) Op 5 mei 2022 ontving ik een e-mail van [naam01] . (…) Als bijlage bij die email bevond zich een PDF-document met als titel "nabetaling per container". Op deze bijlage staan in onderste rij met als naam "Na betaling per container" zestien bedragen genoemd, waarvan er drie rood zijn gearceerd.
Op vrijdag 13 mei 2022 heb ik telefonisch overleg gehad met [naam01] naar aanleiding van deze e-mail en bijlage en hij heeft mij telefonisch bevestigd dat Excel Sheet erkenning van betaling indiceert. Dat staat dus vast. [naam01] zou mij alleen nog laten weten wanneer er betaald zal gaan worden. Hiermee is ook de verschuldigdheid erkend. De drie rood gearceerde zijn overigens ook al eerder betaald. Ook daaruit volgt erkenning van verschuldigdheid. (…)”
2.8.
[naam01] heeft in een e-mail van 23 mei 2022 als volgt gereageerd op de brief van de advocaat van Egypt Overseas van 19 mei 2022:
“(…) Zoals inderdaad reeds eerder aangegeven is er geen reden om de openstaande
bedragen richting Egypt Overseas (…) te betwisten. Wij zijn echter nog in afwachting van een aantal betalingen, waaronder de betaling vanuit de Fiscus. (…)”
2.9.
Op 9 juni 2022 is [gedaagde02] uitgeschreven als statutair bestuurder van [naam bedrijf01]. Op diezelfde datum is [naam03] (hierna: [naam03] ) benoemd tot statutair bestuurder en zijn de aandelen in het kapitaal van [naam bedrijf01] door [gedaagde02] overgedragen aan [naam03] .
2.10.
Op 15 augustus 2022 heeft (de advocaat van) Egypt Overseas [gedaagde03] persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de door haar gestelde schade. In reactie daarop heeft [gedaagde03] in een e-mail van 16 augustus 2022 onder meer het volgende geschreven:
“(…) U pretendeert dat er zogenaamde "katvanger" constructie is opgezet, het is voor mij een compleet raadsel waar dit vandaan komt en ik lees geen onderbouwde reden hiervoor. Laat duidelijk zijn dat de nieuwe eigenaar van [naam bedrijf01] geen nieuwkomer is. [naam03] heeft al geruime tijd binnen [naam bedrijf01] gewerkt en mede daarom bekend van alle ins en outs binnen het bedrijf. In deze kwestie heeft [naam03] herhaaldelijk en veelvuldig zelf contact gehad met uw cliënt aangaande de handel welke tussen deze twee partijen heeft plaatsgevonden.
Dit blijkt alleen al uit de tientallen mails die tussen hun beide zijn gestuurd en de honderden app berichten welke hebben plaatsgevonden. Te meer verbaasd het mij dan dat u aangeeft in uw schrijven dat er geen contact mogelijk is of was. Uw cliënt heeft alle contact gegevens van de heer [naam03] . (…)”
2.11.
In een e-mail van 23 augustus 2022 heeft [naam03] het volgende geschreven aan de advocaat van Egypt Overseas:
“(…) We meet up with [gedaagde03] [opmerking rechtbank: [gedaagde03] ] this morning, he will help to get this information straight shortly together with [naam01] [opmerking rechtbank: [naam01] ].
As [naam02] [opmerking rechtbank: [naam02] ] can explain to you the agreement where made mostly by him with [naam01] , they will be working on it form today on. (…)”
2.12.
Op 26 augustus 2022 heeft [naam03] het volgende gemaild naar de advocaat van Egypt Overseas:
“(…) Ik ben reeds een aantal jaar werkzaam binnen [naam bedrijf01] ([gedaagde01]) en altijd onderdeel van het management geweest. Per 09-06-2022 heb ik het bedrijf overgenomen, ik heb notarieel verklaard dat ik de verantwoording neem voor alle gedane zaken en uiteraard ook voor alle toekomstige deals binnen de onderneming.
Afgelopen week heb ik samen met de oud eigenaar X [gedaagde02] gezeten om samen te kijken of er een korte conclusie kan worden getrokken betreffende gedane zaken met [naam02] . Er zijn daadwerkelijk honderden emails en berichten ontvangen van de man (…) maar we komen er niet uit.
Een voormalig werknemer van [naam bedrijf01] ( [naam01] ) heeft veelal alle communicatie gedaan met uw client en heeft zo ook de nodige documentatie. Wij missen veel essentiele documenten in deze kwestie, er word nu uitgegaan van een excel sheet welke mogelijk is verstuurd. Waar wij naar op zoek zijn is het volgende,
Getekende overeenkomst tussen partijen waarin duidelijk word vermeld op welke condities er zaken word gedaan, zowel ik als de oud eigenaar kunnen niet terug halen dat er een getekende overeenkomst is. Daarnaast zou deze moeten getekend zijn door de oud eigenaar als de overeenkomst voor 9 juni dit jaar is gemaakt, of door mijzelf als deze na 9 juni is opgesteld.
Facturen, wij vinden in onze boekhouding geen enkele factuur welke is verzonden door uw client, wel hebben wij aanbetalingen gedaan op basis van container nummers maar echter nooit facturen mogen ontvangen.
Nu er een overeenkomst mist zijn wij opzoek gegaan in alle whatsapp berichten en emails welke wij hebben ontvangen van uw client, echter maakt dit de zaak nog troebeler, er is werkelelijk waar van alles geopperd en geschreven door uw client, dit zoals een winstdeling, 50% marge ,30% marge ect. Kortom er is geen touw aan vast te knopen.
Laat duidelijk zijn dat ook ik wil werken naar een oplossing, ik stel dan ook voor om samen met uw client op korte termijn aan tafel te gaan. Dit om op deze manier alsnog een overeenkomst te kneden en zo ook naar een afwikkeling te werken. Het spijt mij dat het zo gelopen is en de wens om er samen professioneel uit te komen. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Benelux Overseas vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[naam bedrijf01] en [gedaagden 2&3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 100.000,00;
[naam bedrijf01] en [gedaagden 2&3] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagden 2&3] concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van Benelux Overseas in haar vorderingen of afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van Benelux Overseas, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de relevante stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

De vordering tegen [naam bedrijf01]

4.1.
is niet in de procedure verschenen. De rechtbank heeft verstek tegen haar verleend. Omdat [gedaagden 2&3] wel zijn verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak geldt.
4.2.
Benelux Overseas heeft haar vordering tegen [naam bedrijf01] als volgt toegelicht.
4.2.1.
Tussen Egypt Overseas en [naam bedrijf01] is een overeenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst moest [naam bedrijf01] de verkoopopbrengst van de sinaasappels doorbetalen aan Egypt Overseas. [naam bedrijf01] heeft dat niet gedaan, maar heeft de verkoopopbrengst zelf gehouden en opgemaakt. Egypt Overseas heeft daarom een contractuele vordering op [naam bedrijf01]. Egypt Overseas heeft deze vordering overgedragen aan Benelux Overseas.
4.2.2.
De vordering bedraagt € 99.775,14. Dit bedrag is als volgt berekend, aan de hand van de bijlage bij de e-mail van [naam bedrijf01] van 5 mei 2022 (zie hiervoor onder 2.6):
  • De nabetalingen per container tellen op tot € 139.675,42.
  • Ten onrechte is bij elke container een post belasting (van € 1.300,00) in mindering gebracht. Bij het verschuldigde bedrag dient daarom € 20.800,00 (16 x € 1.300,00) te worden opgeteld.
  • De volgende betalingen van [naam bedrijf01] strekken in mindering: € 12.983,00 op 4 januari 2022, € 25.623,00 op 21 maart 2022, € 2.928,00 op 28 april 2022, € 4.193,28 op 27 mei 2022 en € 14.973,00 op 3 september 2022.
4.2.3.
Benelux Overseas maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente vanaf 5 april 2022 (de dag dat voor het eerst erkend is dat de sinaasappels zijn verkocht) tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat de vordering in deze procedure wordt gemaximeerd tot € 100.000,00.
4.3.
De vordering tegen [naam bedrijf01] is niet betwist en komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
4.4.
Omdat [naam bedrijf01] de partij is die ongelijk krijgt, zal zij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten van Benelux Overseas worden, tot en met de eerste roldatum, vastgesteld op:
- dagvaarding € 132,42*
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 1.880,00 (1,0 punt × tarief € 1.880,00)
- nakosten €
173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.022,42
* In de dagvaarding is een bedrag van € 136,42 genoemd, maar in dat bedrag zijn ook informatiekosten met betrekking tot [gedaagden 2&3] opgenomen.
De vordering tegen [gedaagden 2&3]
De kern van de zaak
4.5.
Volgens Benelux Overseas zijn ook [gedaagden 2&3] aansprakelijk voor de schade die Egypt Overseas heeft geleden als gevolg van het feit dat [naam bedrijf01] de verkoopopbrengst van de sinaasappels niet aan Egypt Overseas heeft betaald. Benelux Overseas voert daartoe aan dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid en/of onrechtmatig handelen.
4.6.
[gedaagden 2&3] hebben aangevoerd dat de vordering van Benelux Overseas zowel feitelijk als juridisch onvoldoende onderbouwd is. [gedaagden 2&3] hebben hun taak als bestuurder behoorlijk vervuld en van een persoonlijk ernstig verwijt of van onrechtmatig handelen is geen sprake, aldus [gedaagden 2&3]
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tegen [gedaagden 2&3] moet worden afgewezen. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
Cessie
4.8.
Benelux Overseas heeft aangevoerd dat Egypt Overseas haar vordering op ([naam bedrijf01] en) [gedaagden 2&3] aan Benelux Overseas heeft overgedragen. Volgens Benelux Overseas blijkt dit uit een akte van cessie, waarvan mededeling is gedaan aan ([naam bedrijf01] en) [gedaagden 2&3] Omdat Benelux Overseas de betreffende akte van cessie niet bij dagvaarding in het geding heeft gebracht, hebben [gedaagden 2&3] bij gebrek aan wetenschap betwist dat de vordering van Egypt Overseas aan Benelux Overseas is overgedragen. Nadat Benelux Overseas vervolgens de akte van cessie (van 16 maart 2023) alsnog heeft overgelegd, hebben [gedaagden 2&3] dit verweer bij de mondelinge behandeling laten varen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat sprake is van een rechtsgeldige cessie als bedoeld in artikel 3:94 BW.
Beoordelingskader
4.9.
Volgens vaste rechtspraak kan de bestuurder van een vennootschap aansprakelijk zijn jegens benadeelde schuldeisers van die vennootschap als de bestuurder van deze benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een persoonlijk ernstig verwijt is in beginsel sprake indien:
de bestuurder bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijs moest begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de daardoor ontstane schade. Met andere woorden, de bestuurder is in beginsel aansprakelijk als hij tegen beter weten in verbintenissen aangaat namens de vennootschap (hierna ook: de eerste situatie);
indien de bestuurder wist of redelijkerwijs moest begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Met andere woorden, de bestuurder is in beginsel aansprakelijk als sprake is van, kort gezegd, frustratie van betaling en verhaal (hierna ook: de tweede situatie).
De eerste situatie
4.10.
Ter zitting heeft Benelux Overseas erkend dat niet kan worden aangenomen dat [gedaagden 2&3] bij het sluiten van de overeenkomst tussen Egypt Overseas en [naam bedrijf01] wisten of moesten weten dat [naam bedrijf01] niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Voor aansprakelijkheid van [gedaagden 2&3] ontbreekt in zoverre dan ook een grondslag.
De tweede situatie
4.11.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van frustratie van betaling en verhaal heeft Benelux Overseas, kort gezegd, het volgende aangevoerd:
De overeenkomst tussen Egypt Overseas en [naam bedrijf01] moet worden gekwalificeerd als een consignatieovereenkomst. Dat betekent dat de verkoopopbrengst van de sinaasappels nooit eigendom van [naam bedrijf01] is geweest. [gedaagden 2&3] hebben bewerkstelligd of toegelaten dat [naam bedrijf01] de verkoopopbrengst ten eigen bate heeft aangewend. Het opmaken van geld van een ander staat feitelijk gelijk aan strafrechtelijk verwijtbare verduistering. Dat valt [gedaagden 2&3] persoonlijk ernstig te verwijten.
De overdracht van [naam bedrijf01] aan [naam03] op 9 juni 2022 is een (semi-) katvangersconstructie. [gedaagden 2&3] hebben in dat opzicht persoonlijk ernstig verwijtbaar of onrechtmatig gehandeld.
[gedaagden 2&3] hebben nooit openheid van zaken gegeven over de vraag waar de sinaasappels en de verkoopopbrengst van Egypt Overseas zijn gebleven. [gedaagden 2&3] valt daarvan een persoonlijk ernstig verwijt te maken.
4.12.
Deze drie gronden, die door [gedaagden 2&3] zijn betwist, kunnen niet de conclusie rechtvaardigen dat [gedaagden 2&3] persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schuld van [naam bedrijf01] aan Benelux Overseas. De gronden zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
Ad 1): verduistering
4.13.
Uitgangspunt in deze procedure is dat tussen Egypt Overseas en [naam bedrijf01] een overeenkomst is gesloten met betrekking tot de zestien containers sinaasappels waar het in deze procedure over gaat. [gedaagden 2&3] hebben dat niet betwist. Dat [naam bedrijf01] in de e-mail van 5 mei 2022 heeft geschreven “Er is geen overeenkomst tussen [naam bedrijf01] (…) en Egypt overseas” is niet relevant. Deze e-mail geeft niet het standpunt van [gedaagden 2&3] weer en bovendien lijkt de e-mail te gaan over een langdurige samenwerkingsovereenkomst, die door Egypt Overseas en [naam bedrijf01] werd beoogd maar nooit is gesloten.
4.14.
Partijen twisten over de kwalificatie van de overeenkomst tussen Egypt Overseas en [naam bedrijf01]. Volgens Benelux Overseas is sprake van een consignatieovereenkomst; volgens [gedaagden 2&3] moet de overeenkomst worden gekwalificeerd als een commissiekoop. De rechtbank stelt in dit kader voorop dat de vraag naar de kwalificatie van een overeenkomst moet worden onderscheiden van de – daaraan voorafgaande – vraag welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Nadat de rechter met behulp van die maatstaf de inhoud van de overeenkomst heeft vastgesteld door middel van uitleg, kan hij beoordelen welke kenmerken die overeenkomst heeft (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034).
4.15.
De overeenkomst tussen Egypt Overseas en [naam bedrijf01] is niet schriftelijk vastgelegd. Ook bij de uitleg van een mondelinge overeenkomst moet de Haviltex-maatstaf worden toegepast. Het komt dus aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de door hen gebezigde bewoordingen mochten toekennen en op wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en kan acht worden geslagen op het feitelijk handelen van partijen; ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan de overeenkomst te geven uitleg.
4.16.
Niet in geschil is dat Egypt Overseas de sinaasappels aan [naam bedrijf01] heeft geleverd met het doel dat [naam bedrijf01] deze aan derden zou verkopen. Beide partijen gaan ervan uit dat tussen Egypt Overseas en [naam bedrijf01] overleg moest plaatsvinden over de verkoopprijs van de sinaasappels. Een deel van de verkoopopbrengst mocht door [naam bedrijf01] als vergoeding worden gehouden. Benelux Overseas heeft deze vergoeding in randnummer 7 van de dagvaarding aangeduid als een commissie. Die term komt ook terug in de bijlage bij de e-mail van 5 mei 2022 (zie hiervoor onder 2.6). [gedaagden 2&3] hebben verder onweersproken gesteld en met een afbeelding onderbouwd dat Holland Overseas (een bedrijf dat vaker de communicatie voerde namens Benelux Overseas) in Whatsapp-correspondentie met [naam bedrijf01] sprak over “
rate of commission”.
4.17.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat de sinaasappels door [naam bedrijf01] zijn verkocht aan derden. Wel twisten partijen over de vraag of [naam bedrijf01] daarbij heeft gehandeld namens Egypt Overseas (standpunt Benelux Overseas) of in eigen naam (standpunt [gedaagden 2&3] ). De rechtbank gaat ervan uit dat [naam bedrijf01] in eigen naam handelde en licht dat als volgt toe.
4.17.1.
Ter onderbouwing van het standpunt dat [naam bedrijf01] namens Egypt Overseas handelde heeft Benelux Overseas ter zitting verwezen naar de bijlage bij de e-mail van 5 mei 2022. Volgens Benelux Overseas blijkt uit deze bijlage dat [naam bedrijf01] geen enkel risico liep, omdat alle (verkoop)kosten in mindering worden gebracht op de opbrengst van Egypt Overseas. Dat de kosten werden doorberekend en [naam bedrijf01]
voor rekening en risicovan Egypt Overseas handelde rechtvaardigt echter niet de conclusie dat [naam bedrijf01] ook
in naam vanEgypt Overseas handelde. Dat [naam bedrijf01] in de e-mail van 8 april 2022 heeft geschreven “
We have received the oranges on consignment” maakt dat niet anders. Uit de verdere inhoud van deze e-mail blijkt dat [naam bedrijf01] hiermee bedoelt dat zij zorgdraagt voor het lossen, inklaren, opslaan en verkopen van de sinaasappels (“
which means that we have to arrange the THC and everything regarding customs clearance and storage and further sell the product at a price that is in line with the market”). Dat het de bedoeling was dat [naam bedrijf01] deze werkzaamheden in naam van Egypt Overseas verrichtte, blijkt niet uit deze e-mail. Ook overigens is dat niet gebleken.
4.17.2.
[gedaagden 2&3] hebben drie facturen van [naam bedrijf01] overgelegd, gedateerd 21 februari 2022 en 18 maart 2022. Deze facturen hebben betrekking op de verkoop van sinaasappels door [naam bedrijf01] aan Together in Fresh B.V. (hierna: TIF), een vennootschap waarvan [gedaagde03] de (indirect) directeur-grootaandeelhouder is. Benelux Overseas heeft de authenticiteit van de facturen betwist en daartoe aangevoerd dat de verkoopprijzen op de facturen niet overeenstemmen met de verkoopprijzen in het overzicht dat als bijlage bij de e-mail van 5 mei 2022 is gevoegd. Als voorbeeld noemt Benelux Overseas een verkoopprijs van € 4,25 op de factuur van 18 maart 2022, terwijl in het overzicht een verkoopprijs van € 7,75 is vermeld. [gedaagden 2&3] hebben daartegenover aangevoerd dat de sinaasappels steeds in twee delen (en dus in twee facturen) in rekening zijn gebracht: een deel als aanbetaling en een deel als afrekening. De factuur van 18 maart 2022 betreft (alleen) de afrekening. In de factuur van 21 februari 2022 is een verkoopprijs van € 3,50 vermeld, zodat de totale prijs € 7,75 is. Benelux Overseas heeft dit niet (voldoende gemotiveerd) betwist. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de echtheid van de facturen. De facturen bevestigen dat [naam bedrijf01] de sinaasappels op eigen naam heeft verkocht.
4.17.3.
[gedaagden 2&3] hebben verder tijdens de mondelinge behandeling onbetwist aangevoerd dat [naam bedrijf01] ook sinaasappels in eigen naam heeft verkocht (en daarvoor facturen heeft gestuurd) aan partijen DSI en SFI, aan diverse partijen in Frankrijk en aan een Spaanse partij.
4.18.
De rechten en verplichtingen van Egypt Overseas en [naam bedrijf01] kunnen dus als volgt worden samengevat:
  • Egypt Overseas leverde sinaasappels aan [naam bedrijf01];
  • [naam bedrijf01] verkocht deze sinaasappels vervolgens in eigen naam, maar voor rekening en risico van Egypt Overseas;
  • [naam bedrijf01] ontving daarvoor een commissie;
  • de netto verkoopopbrengst (de bruto verkoopopbrengst met aftrek van verkoopkosten, commissie en betaalde voorschotten) moest door [naam bedrijf01] aan Egypt Overseas worden betaald.
Gelet hierop kwalificeert de overeenkomst niet als een consignatieovereenkomst, maar als een commissiekoop. De e-mail van [naam bedrijf01] van 8 april 2022 (“
We have received the oranges on consignment”) maakt dat, zoals hiervoor onder 4.17.1 is toegelicht, niet anders. Benelux Overseas kan ook niet worden gevolgd in haar standpunt dat uit de aanduiding van [naam bedrijf01] op de vervoersdocumenten (“
consignee”) blijkt dat sprake is van een consignatieovereenkomst. De Nederlandse vertaling van het Engelse woord
consigneeis ontvanger of geadresseerde.
4.19.
De redenering van Benelux Overseas dat de sinaasappels, dan wel de opbrengst daarvan, eigendom zijn gebleven van Egypt Overseas omdat sprake is van een consignatieovereenkomst, gaat dus niet op. [naam bedrijf01] hoefde de sinaasappels of de verkoopopbrengst daarvan niet voor Egypt Overseas te bewaren met het doel deze aan haar terug te geven. Niet geoordeeld kan worden dat [naam bedrijf01] zich de verkoopopbrengst wederrechtelijk heeft toegeëigend. Uiteraard moest [naam bedrijf01] wel de netto verkoopopbrengst aan Egypt Overseas voldoen. Dat [naam bedrijf01] niet aan die verplichting heeft voldaan, is echter niet voldoende om aansprakelijkheid van [gedaagden 2&3] als (indirect) bestuurder(s) van [naam bedrijf01] te kunnen aannemen.
Ad 2: bedrijfsoverdracht
4.20.
Volgens Benelux Overseas hebben [gedaagden 2&3] onzorgvuldig gehandeld door op 9 juni 2022 de aandelen van [gedaagde02] in [naam bedrijf01] over te dragen aan [naam03] . Op het moment van de overdracht speelde de discussie met Egypt Overseas. Volgens Benelux Overseas hadden [gedaagden 2&3] Egypt Overseas moeten informeren over de overdracht en erop moeten toezien dat [naam03] het probleem adequaat zou oplossen. Dat is niet gebeurd. Hoewel [gedaagde03] op 16 augustus 2022 schreef dat [naam03] van alle details van de discussie met Egypt Overseas op de hoogte was, bleek dat niet het geval. [naam03] heeft desgevraagd telefonisch te kennen gegeven van deze discussie niet op de hoogte te zijn en uit zijn e-mail van 23 augustus 2022 volgt ook geen kennis van deze kwestie op detailniveau. Sprake is van een (semi-)katvangersconstructie, met het doel om [gedaagden 2&3] buiten schot te houden. Dat blijkt al uit het feit dat [naam03] het op een faillissementsaanvraag heeft laten aankomen en daartegen geen verweer heeft gevoerd. Dat [naam03] serieuze toekomstplannen met [naam bedrijf01] had en/of een serieuze overnameprijs heeft betaald ligt niet voor de hand. [gedaagden 2&3] hebben zich de gerechtvaardigde belangen van Egypt Overseas onvoldoende aangetrokken en zijn daarom aansprakelijk op grond van bestuurdersaansprakelijkheid of onrechtmatige daad, aldus Benelux Overseas.
4.21.
[gedaagden 2&3] hebben het volgende aangevoerd. [naam03] was al vanaf de oprichting in november 2020 werkzaam bij [naam bedrijf01] in een leidinggevende functie (operations manager). Hij was dus goed bekend met het bedrijf. Hij is al sinds 2003 actief in de handel in groente en fruit. [naam03] heeft extern advies ingewonnen over de bedrijfsovername en had toegang tot alle benodigde (financiële) documenten. Hij kende de financiële positie en verplichtingen van [naam bedrijf01]. [gedaagden 2&3] waren niet verplicht om Egypt Overseas (of andere crediteuren van [naam bedrijf01]) te informeren over de bedrijfsovername en zij waren ook niet gehouden om na de overname toezicht te houden op de manier waarop [naam03] [naam bedrijf01] bestuurde. Van een katvangersconstructie is geen sprake. Dat [naam03] geen actie zou hebben ondernomen naar aanleiding van een faillissementsaanvraag is niet relevant: er was geen steunvordering en de aanvraag is niet doorgezet. Al met al is er voor aansprakelijkheid van [gedaagden 2&3] ook op dit punt geen grond, aldus [gedaagden 2&3]
4.22.
De rechtbank stelt in dit kader voorop dat het verkopen van aandelen in een vennootschap aan een geïnteresseerde koper geen bestuurshandeling is, maar een aandeelhoudersbeslissing. Het verwijt dat Benelux Overseas [gedaagden 2&3] in het kader van de bedrijfsovername maakt valt buiten het leerstuk van de bestuurdersaansprakelijkheid met de daaraan verbonden verhoogde aansprakelijkheidsdrempel. Weliswaar vallen in het geval van [gedaagden 2&3] de bestuursfunctie en de hoedanigheid van aandeelhouder samen, wat maakt dat op hen onder omstandigheden een zwaardere zorgvuldigheidsverplichting rust, maar het overdragen van aandelen is geen onderdeel van de bestuurstaak, noch een bestuurshandeling.
4.23.
Beoordeeld moet daarom worden of [gedaagden 2&3] onrechtmatig jegens Egypt Overseas hebben gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. Daarvoor is vereist dat sprake is van zodanige onzorgvuldigheid van [gedaagden 2&3] jegens Egypt Overseas dat dit als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Een persoonlijk ernstig verwijt is in dat geval geen vereiste, en de gewone regels van de onrechtmatige daad gelden. Een aandeelhouder heeft een wezenlijk andere positie in en ten opzichte van de vennootschap en de daardoor gedreven onderneming, zodat de ratio achter de verhoogde aansprakelijkheidsdrempel voor de bestuurder – kort gezegd erop neerkomend dat voorkomen moet worden dat de bestuurder bij het uitoefenen van de bestuurstaak zijn doen en laten te veel laat beïnvloeden door de vrees voor persoonlijke aansprakelijkheden – hier niet aan de orde is.
4.24.
Benelux Overseas heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld voor de conclusie dat [gedaagden 2&3] in de gegeven omstandigheden onrechtmatig hebben gehandeld jegens Egypt Overseas door de aandelen en bestuurstaken van [gedaagde02] over te dragen aan [naam03] . Dit wordt als volgt toegelicht.
4.25.
Het enkele feit dat de discussie met Egypt Overseas speelde op het moment dat [gedaagde02] haar aandelen en bestuurstaken overdroeg aan [naam03] , maakt nog niet dat [gedaagden 2&3] onrechtmatig hebben gehandeld. Om aansprakelijkheid van [gedaagden 2&3] te kunnen aannemen is nodig dat op het moment van de overdracht voor [gedaagden 2&3] voorzienbaar was dat Egypt Overseas als schuldeiser zou worden benadeeld. Dat is, gelet op het volgende, niet het geval.
4.26.
Benelux Overseas heeft niet betwist dat [naam03] al sinds de oprichting betrokken was bij [naam bedrijf01] en ruime ervaring heeft in de groente- en fruithandel. [gedaagden 2&3] hebben verder onweersproken gesteld dat [naam03] in de functie van operations manager verantwoordelijk was voor de in- en verkoop van producten, dat hij in de Whatsapp-groep met de andere leden van het managementteam zat en dat het managementteam om de twee weken een overleg had om het reilen en zeilen van [naam bedrijf01] te bespreken. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat er aanleiding voor [gedaagden 2&3] was om te twijfelen aan de kennis en kunde van [naam03] . Evenmin kan worden geoordeeld dat [gedaagden 2&3] Egypt Overseas als crediteur van [naam bedrijf01] hadden moeten informeren over de overname of andere maatregelen hadden moeten treffen. Benelux Overseas heeft niet betwist dat [naam03] toegang had tot de administratie en andere (financiële) gegevens van [naam bedrijf01]. Om die reden bestond er ook geen noodzaak voor [gedaagden 2&3] om [naam03] (nader) te informeren over de discussie die speelde met Egypt Overseas.
4.27.
Dat [naam03] blijkens zijn e-mail van 23 augustus 2022 niet tot in detailniveau van de kwestie op de hoogte was, rechtvaardigt gelet hierop niet de conclusie dat [gedaagden 2&3] onrechtmatig jegens Egypt Overseas hebben gehandeld. Datzelfde geldt voor de stelling van Benelux Overseas dat [naam03] zijn e-mail van 26 augustus 2022 (zie onder 2.12) niet zelf heeft geschreven. Volgens Benelux Overseas blijkt uit andere e-mails dat [naam03] de Nederlandse taal niet goed machtig is. Vermoed wordt dat de e-mail is opgesteld door [gedaagde03] , in een poging zijn straatje schoon te vegen, aldus Benelux Overseas. [gedaagden 2&3] hebben dit stellig betwist. Benelux Overseas heeft daartegenover onvoldoende aangevoerd om aan te kunnen nemen dat sprake is van onzorgvuldig handelen van [gedaagden 2&3] in dit kader.
4.28.
De rechtbank neemt ook het volgende in aanmerking. [gedaagde03] heeft ter zitting verklaard dat hij al langer de wens had om te stoppen met de handel in groente en fruit, om meer tijd met zijn kinderen door te kunnen brengen. Begin 2022 werd die wens concreet, omdat hij een adviseursfunctie bij de overheid kreeg aangeboden en hij die functie heeft aanvaard. Omdat [naam03] [naam bedrijf01] wilde overnemen en voortzetten, is ervoor gekozen de onderneming aan hem over te dragen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
4.29.
Benelux Overseas leidt uit de door [gedaagden 2&3] overgelegde e-mailcorrespondentie tussen [gedaagde03] en [naam03] op 18 en 20 mei 2022 af dat de aandelen van [gedaagde02] aan [naam03] zijn verkocht voor € 1,00. [gedaagden 2&3] hebben dat niet weersproken. Anders dan Benelux Overseas meent, betekent dit niet dat daardoor sprake is van een katvangersconstructie. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat het in de hiervoor weergegeven omstandigheden onzorgvuldig was om de aandelen in [naam bedrijf01] tegen een symbolisch bedrag over te dragen. Dat Benelux Overseas na de overdracht zonder succes het faillissement van [naam bedrijf01] heeft aangevraagd kan dat niet anders maken. Het verzoek van Benelux Overseas om [gedaagden 2&3] op grond van artikel 22 Rv te bevelen stukken in het geding te brengen waaruit volgt welk bedrag er voor de aandelen is betaald en hoe de balans eruit zag op de datum van de overname van de aandelen hoeft gelet daarop geen (verdere) bespreking.
Ad 3: openheid van zaken geven
4.30.
Benelux Overseas heeft ter zitting nog aangevoerd dat [gedaagden 2&3] sinds de verkoop en levering van de sinaasappels op geen enkele wijze – ook niet desgevraagd – helderheid hebben gegeven over wat er nu precies met de sinaasappels is gebeurd. Er is volgens Benelux Overseas doelbewust een rookgordijn opgeworpen, wat duidt op betalingsonwil. Dat daadwerkelijk wordt geprobeerd zaken te verdoezelen blijkt uit de door [gedaagden 2&3] overgelegde facturen met betrekking tot de vermeende verkoop van sinaasappels door [naam bedrijf01] aan TIF. Benelux Overseas vermoedt dat sprake is van een
total scammen het voelt voor haar alsof de sinaasappels van Egypt Overseas zijn gestolen.
4.31.
Ook deze stellingen kunnen niet de conclusie rechtvaardigen dat [gedaagden 2&3] persoonlijk ernstig verwijtbaar hebben gehandeld. [gedaagde03] heeft ter zitting toegelicht dat een (klein) deel van de sinaasappels is verkocht aan TIF. [gedaagden 2&3] hebben de betreffende facturen overgelegd. Zoals hiervoor onder 4.17.2 is overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de authenticiteit van die facturen te twijfelen. De overige sinaasappels zijn verkocht aan derden (zie 4.17.3). [gedaagden 2&3] hebben toegelicht dat zij daarover geen verdere informatie kunnen verstrekken, omdat zij geen toegang meer hebben tot de administratie van [naam bedrijf01]. De rechtbank volgt Benelux Overseas niet in haar stelling dat [gedaagden 2&3] er voor hadden moeten zorgen dat zij toegang hielden tot bewijsstukken. Het ligt in de gegeven omstandigheden niet op de weg van [gedaagden 2&3] als voormalige (indirect) bestuurders/aandeelhouders van [naam bedrijf01] om verdere informatie boven tafel te krijgen. Dat in de periode vóór de bedrijfsoverdracht onvoldoende openheid van zaken zou zijn gegeven en dat [gedaagden 2&3] dat zouden hebben bewerkstelligd of toegelaten, is onvoldoende onderbouwd door Benelux Overseas gesteld en ook niet gebleken.
Conclusie en proceskosten
4.32.
Wegens het ontbreken van stellingen die, indien bewezen, tot de conclusie zouden moeten leiden dat [gedaagden 2&3] aansprakelijk zijn voor de schuld van [naam bedrijf01] aan Benelux Overseas, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. De vorderingen tegen [gedaagden 2&3] moeten dus worden afgewezen.
4.33.
Omdat Benelux Overseas de partij is die ongelijk krijgt, zal zij in de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagden 2&3] worden veroordeeld. Deze kosten worden vastgesteld op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 3.760,00 (2,0 punten × tarief € 1.880,00)
- nakosten €
173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.770,00
4.34.
De gevorderde wettelijke handelsrente (op grond van artikel 6:119a BW) over de nakosten is niet toewijsbaar. Toegewezen zal worden de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW op de in de beslissing vermelde wijze.
4.35.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de vordering daartoe is gebaseerd op de wet en niet is weersproken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [naam bedrijf01] om aan Benelux Overseas te betalen een bedrag van € 100.000,00,
5.2.
veroordeelt [naam bedrijf01] in de proceskosten van Benelux Overseas, tot en met de eerste roldatum vastgesteld op € 5.022,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [naam bedrijf01] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [naam bedrijf01] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde, waaronder de vorderingen tegen [gedaagden 2&3] , af,
5.4.
veroordeelt Benelux Overseas in de proceskosten van [gedaagden 2&3] , tot dit vonnis vastgesteld op € 6.770,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Benelux Overseas niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Benelux Overseas € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.5.
veroordeelt Benelux Overseas in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
1977/1918