In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en CVS Zorg B.V. [verzoekster] was werkzaam als persoonlijk begeleider in de gehandicaptenzorg en is op 24 oktober 2023 op staande voet ontslagen door CVS Zorg. Het ontslag volgde op beschuldigingen van werkweigering, wat [verzoekster] betwistte. De kantonrechter moest beoordelen of het ontslag rechtsgeldig was en of [verzoekster] recht had op vergoedingen zoals een transitievergoeding, een billijke vergoeding en betaling voor overuren.
De rechter oordeelde dat CVS Zorg het ontslag op staande voet terecht had gegeven, omdat er sprake was van een dringende reden. [verzoekster] had zich niet op de juiste wijze ziek gemeld en had haar verantwoordelijkheden niet nagekomen, wat leidde tot een noodsituatie voor een cliënt. De kantonrechter wees de verzoeken van [verzoekster] om vergoedingen af, met uitzondering van de betaling voor overuren en een bonus, die wel werden toegewezen. De rechter oordeelde dat CVS Zorg te laat was met het indienen van een tegenverzoek voor schadeloosstelling. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten droegen.