In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde huurder. Hef Wonen heeft de huurovereenkomst met de gedaagde opgezegd op grond van dringend eigen gebruik, omdat de woning nodig is voor renovatie. De gedaagde, die al 80 jaar in de woning woont, heeft zich verzet tegen de ontruiming en beroept zich op de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), die stelt dat ouderen zo lang mogelijk in hun eigen woning mogen blijven wonen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het belang van Hef Wonen om de woning te renoveren zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde om in de woning te blijven wonen. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde alternatieve woonruimte kan verkrijgen en dat de renovatieplannen van Hef Wonen noodzakelijk zijn voor de verbetering van de woningen in het complex. De huurovereenkomst is per 20 maart 2024 beëindigd en de gedaagde is veroordeeld om de woning te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 767,86. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.