4.1.1.Standpunt verdediging
De verdachte dient van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Niet kan worden vastgesteld dat wat er in het omhulsel van de cobra’s zat ook daadwerkelijk explosief bevatte en dat het daarom om echte super cobra’s 6 gaat. In het proces-verbaal van het rapport over de cobra’s wordt verwezen naar een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) in een andere zaak. In deze zaak is het niet onderzocht. Verder kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de tape voorhanden heeft gehad. Er heeft geen DNA-onderzoek plaatsgevonden aan de tape en de verdachte heeft verklaard dat hij niets van de tape af wist en de tape volgens hem al in de auto lag. Daarnaast staat niet vast dat de telefoons gebruikt zouden worden ten tijde van het voorgenomen misdrijf. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de explosie met de telefoons zou worden gefilmd. Daarom kan niet worden bewezen dat deze kennelijk bestemd waren tot het begaan van de ontploffing.
De verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde eveneens te worden vrijgesproken.
Niet kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk het bloedonderzoek heeft geweigerd. De politie heeft de verdachte op zijn rechten gewezen en daarom ging de verdachte ervan uit dat hij eerst zijn advocaat mocht spreken. De verdachte wilde wel meewerken, nadat hij zijn advocaat had gesproken. Het was verwarrend voor cliënt.
4.1.2.Beoordeling
Vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 18 november 2023 omstreeks 04:47 uur werd de zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] – waar de verdachte als bestuurder in reed en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) als bijrijder in zat – op grond van de voorschriften genoemd in de Wegenverkeerswet 1994 (hierna ook: WVW) gecontroleerd door de politie. Aangezien de verbalisanten een sterke hennepgeur roken bij de medeverdachte en deze aangaf geen identiteitsdocumenten bij zich te hebben, hebben zij een identiteitsfouillering uitgevoerd. Tijdens die fouillering trof de politie in de sweater van de medeverdachte één cobra 6 aan. De verbalisanten hebben vervolgens het voertuig doorzocht en daarbij zij troffen onder de bijrijdersstoel een rol doorzichtige tape en nog twee cobra’s 6 aan. De verdachten werden om 05:08 uur aangehouden.
Om 05:01 uur is bij de verdachte tijdens voornoemde controle een speekseltest afgenomen. Als resultaat gaf de speekseltest een indicatie voor cannabis en cocaïne. Na het mededelen van het resultaat aan de verdachte, werd door verbalisant [naam] aan de verdachte gevraagd om toestemming te verlenen tot het verrichten van een bloedonderzoek. De verdachte verleende daartoe geen toestemming. Omstreeks 05:20 uur werd de verdachte vervolgens op het politiebureau Zuidplein door de verbalisant [naam] bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek van de forensisch arts en werd hem medegedeeld dat hij recht heeft op een advocaat bij het verhoor, maar niet voorafgaand aan het bloedonderzoek. Daarbij heeft de verbalisant vermeld dat een weigering van het bloedonderzoek een misdrijf oplevert.
De verdachte gaf geen gevolg aan het bevel en verklaarde dat hij geen naald in zijn arm ging laten steken zonder dat hij zijn advocaat had gesproken.
In de telefoon van de medeverdachte is een Whatsapp-gesprek aangetroffen tussen de medeverdachte en de verdachte dat plaatsvond op 18 november 2023 om 00:52 uur, waarin de verdachte tegen de medeverdachte zegt dat iemand vraagt om een cobra te zetten en daarna spreken ze af dat de verdachte naar de medeverdachte toegaat. Uit de geluidsfragmenten die in hetzelfde gesprek zijn gestuurd en zijn uitgeluisterd door de politie is gebleken dat de verdachte tegen de medeverdachte zegt dat ze iemand nodig hebben om de cobra voor iemand zijn deur te zetten. De medeverdachte zegt daarop dat hij zeker gaat.
Het in beslag genomen vuurwerk is door een verbalisant – die werkzaam is als materiedeskundige vuurwerk – onderzocht. Uit dat onderzoek is gebleken dat het om drie stuks knalvuurwerk gaat en dat er op het vuurwerk opschriften staan met betrekking tot het merk, type en/of de netto explosieve massa (hierna: NEM), te weten Super Cobra 6 2022 met een NEM van 28 gram. Tevens staat op het vuurwerk de categorie-indeling F4 vermeld. De verbalisant heeft in het proces-verbaal opgenomen dat knalvuurwerk van hetzelfde merk, naam, type en/of artikelnummer, met gelijke uiterlijke kenmerken als door hem onderzocht, is onderzocht door het NFI en hij heeft dat NFI-rapport gevoegd bij het proces-verbaal. Op basis van zijn bevindingen concludeert de verbalisant dat het vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk.
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft – ook tijdens de behandeling ter terechtzitting – een bekennende verklaring afgelegd over zijn aandeel in de voorbereiding van de explosie op 18 november 2023. Hij heeft verklaard dat hij via Snapchat een foto toegestuurd had gekregen, waarop stond of iemand ergens in een straat een cobra wilde gooien/zetten en dat hij daarvoor contact heeft opgenomen met de medeverdachte. Verder heeft hij verklaard dat hij met de medeverdachte is gaan rijden en dat zij op enig moment de cobra’s bij iemand hebben opgehaald. Over het bloedonderzoek heeft hij verklaard dat hij zes uur vóór hij werd staande gehouden wiet had gerookt en dat hij eerst een advocaat wilde spreken, voordat hij zijn bloed wilde laten prikken.
Feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten en omstandigheden – wanneer deze in onderlinge samenhang worden bezien – dat de verdachte tezamen met de medeverdachte van plan was om op 18 november 2023 een ontploffing te veroorzaken in Rotterdam.
De rechtbank is van oordeel dat de datum van 6 oktober 2023 die in het proces-verbaal over het onderzoek aan het vuurwerk door de desbetreffende verbalisant is opgenomen als onderzoeksdatum, gelet op de inhoud van het overige in het proces-verbaal en de ondertekendatum van 25 november 2023, een kennelijke verschrijving betreft. Ondanks het feit dat het NFI niet in deze specifieke zaak een rapport heeft opgesteld over het vuurwerk en de verbalisant in zijn onderzoek verwijst naar een NFI-rapport in een andere zaak, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het proces-verbaal van deze materiedeskundige vuurwerk. Van feiten en omstandigheden die het proces-verbaal mogelijk onbetrouwbaar zouden kunnen maken, is de rechtbank immers niet gebleken. Daarnaast ziet de rechtbank steun voor het feit dat het daadwerkelijk om super cobra’s 6 gaat in de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte dat zij een opdracht hadden aangenomen om een cobra te gaan zetten en dat zij de cobra’s bij iemand hebben opgehaald. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Het is een feit van algemene bekendheid dat Rotterdam met grote regelmaat te maken heeft met explosies. De
modus operandivan het gebruik van cobra’s in combinatie met tape – om de cobra’s aan elkaar dan wel aan panden te bevestigen – komt daarbij geregeld voor. De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij met de medeverdachte had afgesproken om een cobra te gaan zetten. De verdachte en de medeverdachte zijn samen in een auto aangetroffen, waarin twee van de drie cobra’s – die zij eerder hadden opgehaald – en de rol tape werden aangetroffen onder/achter de bijrijdersstoel. De rechtbank concludeert uit de aanwezigheid van de verdachte in de auto en hetgeen hij heeft verklaard over zijn rol bij en wetenschap van de voorbereiding van de explosie – in samenhang met het voorgaande – dat de verdachte de wetenschap had dat de rol tape zou gaan worden gebruikt bij de explosie. De verklaring van de verdachte dat de tape al in de auto lag en het standpunt van de verdediging dat de verdachte niets van de tape af wist, acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet aannemelijk. Dat er geen DNA-onderzoek aan de tape heeft plaatsgevonden, maakt dat ook niet anders. De rechtbank is dan ook – anders dan de verdediging – van oordeel dat de verdachte wetenschap heeft gehad dat de rol tape zou gaan worden gebruikt bij de voorgenomen explosie en dat hij daarover dus ook beschikkingsmacht had. Ook dit verweer wordt verworpen.
Het verweer van de raadsvrouw dat niet kan worden bewezen dat de telefoons van de verdachte en de medeverdachte kennelijk bestemd waren tot het begaan van de ontploffing, wordt eveneens door de rechtbank verworpen. Uit het dossier en de verklaringen van de verdachte – ook ter terechtzitting – volgt dat de telefoons zijn gebruikt om de opdracht voor het veroorzaken van de explosie te ontvangen en met elkaar daarover te communiceren. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat zij de specifieke locatie waar de cobra gezet moest worden nog zouden ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond daarvan worden vastgesteld dat de verdachten tezamen de telefoons voorhanden hebben gehad en dat deze kennelijk bestemd waren voor het teweegbrengen van een ontploffing.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de onder 1 primair ten laste gelegde strafbare voorbereiding van het teweegbrengen van een explosie wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een bevel tot bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 WVW. Voor de rechtbank staat vast dat er aanleiding bestond voor het doen van een dergelijk onderzoek en dat daartoe een bevel is gegeven door een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen ambtenaar van de politie. De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte meerdere keren op niet misverstane wijze is gevraagd om zijn medewerking daaraan te verlenen. Nu de verdachte daaraan geen gevolg heeft gegeven, heeft hij geweigerd mee te werken. Gelet op de feiten berust hetgeen is aangedragen door de verdediging – dat de verdachte ervan uit mocht gaan dat hij vóór het bloedonderzoek zijn advocaat kon spreken – op een onjuiste veronderstelling. Het dossier geeft er geen blijk van dat er sprake was van een verwarde toestand bij de verdachte, waardoor hij niet kon begrijpen wat hem werd gevraagd. De rechtbank ziet hiervoor steun in de verklaring van de verbalisant [naam] dat hij aan de verdachte heeft uitgelegd dat hij bij het verhoor recht heeft op een advocaat en niet voorafgaand aan het bloedonderzoek. De verbalisant heeft voorts verklaard dat hij de verdachte als reactie daarop hoorde zeggen: “Er gaat geen naald in zonder dat ik mijn advocaat heb gesproken. Als jullie dat een weigering vinden prima.” De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.