ECLI:NL:RBROT:2024:2825

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
10725664 \ CV EXPL 23-3731
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen op basis van een afvalverwijderingsovereenkomst met betwisting van de verhuisde container

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 februari 2024, gaat het om een vordering tot betaling van facturen op basis van een afvalverwijderingsovereenkomst. Eiseres, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarderskantoor LikiFin, vordert een totaalbedrag van € 2.661,29 van gedaagde, die zelf procedeert. De vordering omvat niet alleen de openstaande facturen van € 2.028,36, maar ook buitenrechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. Gedaagde heeft de facturen niet betwist, maar stelt dat de container, die door eiseres ter beschikking was gesteld, zonder zijn toestemming is verhuisd en meegenomen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2024 was eiseres vertegenwoordigd door haar directeur en haar gemachtigde, mr. N. van Trierum. Gedaagde was niet aanwezig. Eiseres heeft betoogd dat zij geen kennis had van de verhuizing van de container en dat zij door de gemeente was benaderd toen de container in de polder werd aangetroffen. Gedaagde heeft in zijn schriftelijke verweer verklaard dat hij de container had verplaatst, maar heeft dit niet onderbouwd met bewijs.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres haar standpunt voldoende heeft onderbouwd en dat gedaagde zijn stellingen niet heeft kunnen staven. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis kan afdwingen, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10725664 \ CV EXPL 23-3731
datum uitspraak: 29 februari 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarderskantoor LikiFin,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 september 2023, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde] , ingekomen op 4 oktober 2023,
  • de brief van [eiseres] van 15 februari 2024, met bijlagen;
  • de brief van [gedaagde] , ingekomen op 21 februari 2024.
1.2.
Op 22 februari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens [eiseres] was [persoon A] , directeur van [eiseres] , aanwezig, bijgestaan door mr. N. van Trierum. [gedaagde] was niet aanwezig.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering strekt tot betaling van een aantal facturen, in totaal € 2.028,36, op grond van een tussen partijen gesloten afvalverwijderingsovereenkomst, in welk verband [eiseres] aan [gedaagde] een door [eiseres] regelmatig te legen container ter beschikking is gesteld. Tevens heeft [eiseres] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van buitenrechtelijke incassokosten (€ 368,14), wettelijke handelsrente (tot 11 september 2023 berekend op € 264,79) en proceskosten gevorderd.
2.2.
[gedaagde] heeft de overeenkomst en facturen als zodanig niet betwist, maar heeft in zijn op 4 oktober 2023 door de kantonrechter ontvangen antwoord aangevoerd dat de container met medeweten van [eiseres] is verhuisd naar de [straatnaam 1] te Maasdam en dat toen [gedaagde] weg was [eiseres] de container zonder zijn toestemming heeft meegenomen, waarna hij er nooit meer iets van heeft vernomen; dat de container weg was vond [gedaagde] geen probleem. In zijn op 21 februari 2024 door de kantonrechter ontvangen reactie heeft hij daarentegen verklaard dat hij aan de [eiseres] heeft doorgegeven dat de container verplaatst zou worden naar de [straatnaam 2] .
2.3.
[eiseres] heeft in reactie hierop verklaard en ook ter zitting toegelicht dat zij geen berichten van [gedaagde] heeft ontvangen dat de container door hem verplaatst zou worden naar de [straatnaam 1] of de [straatnaam 2] , maar dat zij door de gemeente benaderd is toen de gemeente de container had aangetroffen in de polder bij de [straatnaam 2] . Daarop heeft [eiseres] verschillende keren geprobeerd [gedaagde] telefonisch te bereiken en hem hierover ook gemaild bij een door [eiseres] overgelegd e-mailbericht van 16 april 2021.
2.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] haar standpunt voldoende toegelicht en met genoemd e-mailbericht onderbouwd, terwijl [gedaagde] zijn stellingen en met name de gestelde berichten die hij aan [eiseres] gestuurd zou hebben niet heeft onderbouwd. In het bijzonder is niet gebleken van enige reactie op het e-mailbericht van [eiseres] van 16 april 2021. Ook valt zonder toelichting, die niet is gegeven, niet te begrijpen dat iemand die een container huurt het geen probleem vindt als de container verdwenen is. Veeleer zou voor de hand liggen dat daarover onmiddellijk, al dan niet boos, contact met [eiseres] zou zijn opgenomen.
2.5.
Gelet op voorgaande zijn de vorderingen van [eiseres] , die voor het overige niet zijn betwist, toewijsbaar als na te melden.
2.6.
[gedaagde] wordt veroordeeld om de proceskosten te betalen, omdat hij de in het ongelijk gestelde partij is (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiseres] op € 133,13 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht, € 476,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 238,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.231,13. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
2.7.
Dit vonnis zal, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat wanneer het geschil ook nog aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van die uitspraak voorlopig toch al naleving van dit vonnis kan worden afgedwongen door de partij die in het gelijk is gesteld, zij het op eigen risico (de hogere rechter kan anders oordelen).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 2.661,29 met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.028,36 vanaf 11 september 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.231,13;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.
31688