In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 februari 2024, gaat het om een vordering tot betaling van facturen op basis van een afvalverwijderingsovereenkomst. Eiseres, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarderskantoor LikiFin, vordert een totaalbedrag van € 2.661,29 van gedaagde, die zelf procedeert. De vordering omvat niet alleen de openstaande facturen van € 2.028,36, maar ook buitenrechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. Gedaagde heeft de facturen niet betwist, maar stelt dat de container, die door eiseres ter beschikking was gesteld, zonder zijn toestemming is verhuisd en meegenomen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2024 was eiseres vertegenwoordigd door haar directeur en haar gemachtigde, mr. N. van Trierum. Gedaagde was niet aanwezig. Eiseres heeft betoogd dat zij geen kennis had van de verhuizing van de container en dat zij door de gemeente was benaderd toen de container in de polder werd aangetroffen. Gedaagde heeft in zijn schriftelijke verweer verklaard dat hij de container had verplaatst, maar heeft dit niet onderbouwd met bewijs.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres haar standpunt voldoende heeft onderbouwd en dat gedaagde zijn stellingen niet heeft kunnen staven. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis kan afdwingen, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.