ECLI:NL:RBROT:2024:2784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
C/10/633936 / HA ZA 22-154
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een opdrachtovereenkomst en schadevergoeding

Op 27 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen MAO Administratiekantoor B.V. en Mainjobs B.V. In deze civiele procedure, die betrekking heeft op verbintenissenrecht, heeft de rechtbank de vorderingen van MAO in conventie afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat MAO tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de opdrachtovereenkomst met Mainjobs. De rechtbank heeft vastgesteld dat Mainjobs de opdrachtovereenkomst op 20 april 2022 rechtsgeldig heeft ontbonden. MAO is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 578.409,12 aan Mainjobs, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 april 2022. Daarnaast is MAO veroordeeld in de proceskosten van Mainjobs, die zijn vastgesteld op € 40.597,00. De rechtbank heeft alle veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de belangen van Mainjobs zwaarder wegen dan die van MAO. De uitspraak volgt op eerdere tussenvonnissen waarin de vorderingen van beide partijen zijn beoordeeld en waarin is geconcludeerd dat MAO in de meeste vorderingen in het ongelijk is gesteld. De rechtbank heeft ook de proceskosten van beide partijen vastgesteld en MAO veroordeeld tot betaling van deze kosten binnen veertien dagen na het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/633936 / HA ZA 22-154
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
MAO ADMINISTRATIEKANTOOR B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B. el Ouath te Rotterdam,
tegen
MAINJOBS B.V.,
gevestigd in Vlaardingen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.B. van Luijn te Rotterdam.
Partijen worden hierna Mao en Mainjobs genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 januari 2024 en de daarin vermelde processtukken;
  • het bericht van 5 maart 2024 van Mao, de reactie daarop van 6 maart 2024 van Mainjobs en het bericht van 10 maart 2024 van Mao;
  • het proces-verbaal van de zitting op 11 maart 2024, waar vonnis is bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In 2.6 en 2.7 van het tussenvonnis van 24 januari 2024 is geconcludeerd dat de vorderingen van Mao worden afgewezen.
in reconventie
2.2.
In 4.24 van het tussenvonnis van 21 december 2022 is geconcludeerd dat vordering 1 en 2 van Mainjobs worden toegewezen.
2.3.
In 2.5 van het tussenvonnis van 24 januari 2024 is geconcludeerd dat vordering 3 wordt toegewezen tot een bedrag van € 507.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2022.
2.4.
Uit 4.28 van het tussenvonnis van 21 december 2022 volgt dat de door Mainjobs gestelde schade in deze procedure wordt begroot. Voor zover Mainjobs verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft gevorderd, wordt vordering 4 dus afgewezen.
2.4.1.
Gelet op 4.33 van het tussenvonnis van 21 december 2022 wordt de gevorderde schadevergoeding in verband met naheffingsaanslagen afgewezen.
2.4.2.
Gelet op 4.34 van het tussenvonnis van 21 december 2022 wordt de gevorderde vergoeding van boeterente toegewezen tot een bedrag van € 50.000,00. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente vanaf 20 april 2022 is toewijsbaar.
2.4.3.
Gelet op 2.12 van het tussenvonnis van 24 januari 2024 wordt de vordering tot vergoeding van winstderving afgewezen.
2.4.4.
Gelet op 4.36 en 4.37 van het tussenvonnis van 21 december 2022 worden de gevorderde vergoedingen van de kosten van de kortgedingprocedure en de procedure bij NOAB afgewezen.
2.4.5.
Gelet op 2.15 van het tussenvonnis van 24 januari 2024 wordt de vordering tot vergoeding van deskundigenkosten toegewezen tot een bedrag van € 21.359,12, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2022.
2.4.6.
Gelet op 2.10 van het tussenvonnis van 24 januari 2024 wordt de vordering tot vergoeding van reputatieschade afgewezen.
2.4.7.
Wat betreft de gevorderde schadevergoeding in verband met bijtelling is Mainjobs in 4.14 van het tussenvonnis van 12 juli 2023 tot bewijslevering toegelaten (zie ook 2.16 van het tussenvonnis van 24 januari 2024). Mainjobs heeft getuigenbewijs aangeboden, maar uiteindelijk heeft zij afgezien van bewijslevering. Het gevolg hiervan is dat de betreffende vordering wordt afgewezen, omdat Mainjobs niet heeft bewezen dat Mao onjuist heeft geadviseerd over de bijtelling. In 4.18 van het tussenvonnis van 21 december 2022 is overwogen dat Mainjobs weinig concreet heeft onderbouwd wat Mao hierover zou hebben verklaard, wanneer en tegenover wie. Na dat tussenvonnis heeft Mainjobs schriftelijke verklaringen van [persoon A] . en [persoon B] overgelegd. In 4.14 van het tussenvonnis van 12 juli 2023 is overwogen dat het feit dat [persoon A] . en [persoon B] bestuurders van Mainjobs zijn, niet betekent dat zij niet naar waarheid kunnen verklaren of dat hun verklaringen geen (steun)bewijs kunnen opleveren. Dat neemt niet weg dat hun schriftelijke verklaringen onvoldoende overtuigend zijn. [persoon A] . en [persoon B] wijzen erop dat op 11 december 2017 met de Belastingdienst is gesproken over de bijtelling. Volgens de door Mao overgelegde brief van 12 december 2017 van de Belastingdienst, met een samenvatting van het gesprek op 11 december 2017, is besproken hoe Mainjobs de bijtellingsregeling moet toepassen. Uit deze brief volgt niet dat op 11 december 2017 is besproken of de bijtellingsregeling van toepassing is. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat, zoals [persoon A] . en [persoon B] lijken te stellen, op 11 december 2017 met de Belastingdienst is besproken dat bijtelling volgens een advies van Mao niet aan de orde zou zijn als Mainjobs VW Transporters zou aanschaffen. Ook verder bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om ondanks de betwisting van Mao onjuiste advisering vast te kunnen stellen. Er is geen schriftelijk stuk overgelegd waarin Mainjobs Mao om advies vraagt over bijtelling of waarin Mao dergelijk advies geeft. Het appbericht van de heer Versteeg (werkzaam bij de autoverkoper) en het mailbericht van de gemachtigde van Mainjobs aan de heer Konings van de Belastingdienst zijn onvoldoende concreet om het bewijs van de juistheid van de stellingen van Mainjobs te leveren.
2.5.
Het totaalbedrag dat Mao in het kader van vordering 3 en 4 aan Mainjobs moet betalen, is € 578.409,12 (de optelsom van de in 2.3, 2.4.2 en 2.4.5 vermelde bedragen). Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
in conventie
2.6.
In 2.8 van het tussenvonnis van 24 januari 2024 is geoordeeld dat Mao wordt veroordeeld in de proceskosten van Mainjobs en is het bedrag van deze kosten vastgesteld. Daarbij zijn ten onrechte niet de tarieven toegepast die gelden vanaf 1 januari 2024. De rechtbank zal deze kennelijke fout met toepassing van artikel 31 lid 1 Rv ambtshalve herstellen en de proceskosten als volgt vaststellen.
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat € 13.570,00 (5,0* punten x tarief € 2.714,00)
- nakosten
€ 278,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 19.585,00
* 1 punt voor de conclusie van antwoord, 1 punt voor de mondelinge behandeling op 24 augustus 2022, 0,5 punt voor de conclusie na comparitie, 0,5 punt voor de akte na het tussenvonnis van 21 december 2022, 1 punt voor de mondelinge behandeling op 15 juni 2023, 0,5 punt voor de akte na het tussenvonnis van 12 juli 2023 en 0,5 punt voor de antwoordakte na het tussenvonnis van 12 juli 2023. Voor de zitting op 11 maart 2024 wordt geen punt toegekend, omdat de op die datum geplande getuigenverhoren uitsluitend betrekking hadden op de reconventie.
in reconventie
2.7.
Mao is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij moet daarom de proceskosten voldoen. De proceskosten van Mainjobs worden vastgesteld op € 21.012,00 aan salaris advocaat (6,0* punten x tarief € 3.502,00).
* 1 punt voor de eis in reconventie, 1 punt voor de mondelinge behandeling op 24 augustus 2022, 0,5 punt voor de conclusie na comparitie, 0,5 punt voor de akte na het tussenvonnis van 21 december 2022, 1 punt voor de mondelinge behandeling op 15 juni 2023, 0,5 punt voor de akte na het tussenvonnis van 12 juli 2023, 0,5 punt voor de antwoordakte na het tussenvonnis van 12 juli 2023 en 1 punt voor de zitting op 11 maart 2024. (Omdat op 11 maart 2024 getuigen zouden zijn verhoord als Mao niet te elfder ure het eigen faillissement had aangevraagd en de gemachtigde van Mainjobs op 11 maart 2024 ter zitting is verschenen om het vervolg van de procedure te bespreken, acht de rechtbank het redelijk om voor deze zitting een punt toe te kennen.) Met name gelet op het zelfstandige karakter van vordering 4 in reconventie ziet de rechtbank onvoldoende grond om halve punten toe te kennen vanwege samenhang met de conventie.
in conventie en in reconventie
2.8.
Het totaalbedrag aan proceskosten dat Mao aan Mainjobs moet betalen, is € 40.597,00 (de optelsom van de in 2.6 en 2.7 vermelde bedragen). Als Mao dit bedrag niet binnen twee weken betaalt, moet zij de kosten van betekening van dit vonnis aan Mainjobs betalen.
2.9.
Alle veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de belangen van Mainjobs daarbij zwaarder wegen dan de belangen van Mao om de veroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
in reconventie
3.2.
verklaart voor recht dat Mao jegens Mainjobs toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de opdrachtovereenkomst;
3.3.
verklaart voor recht dat Mainjobs de opdrachtovereenkomst op 20 april 2022 rechtsgeldig heeft ontbonden;
3.4.
veroordeelt Mao om € 578.409,12 aan Mainjobs te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 20 april 2022 tot de dag van volledige betaling;
in conventie en in reconventie
3.5.
veroordeelt Mao in de proceskosten, aan de zijde van Mainjobs vastgesteld op € 40.597,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis. Als Mao niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Mao € 92,00 extra aan Mainjobs betalen, plus de kosten van betekening;
3.6.
verklaart 3.4 en 3.5 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.3914/3268