ECLI:NL:RBROT:2024:2778
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- J.B. Smits
- S.M.C. van Papenrecht
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding wegens niet voldoen aan wettelijke vereisten
Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondeling vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser 1] en [eiser 2] tegen Stichting Havensteder. De kantonrechter, mr. J.B. Smits, heeft vastgesteld dat [eiser 1] onder bewind staat en dat de bewindvoerder niet op de hoogte is van de procedure. Hierdoor is [eiser 1] niet bevoegd om zelfstandig in rechte op te treden, en de vordering wordt beschouwd als uitsluitend ingesteld door [eiser 2].
In de dagvaarding wordt een bedrag van € 18.000,- aan schade gevorderd, maar de onderbouwing van deze schade en de grondslag voor vergoeding door Havensteder zijn niet duidelijk. De kantonrechter merkt op dat essentiële feiten, zoals een eerdere uitspraak van 28 november 2023, niet zijn vermeld in de dagvaarding. Dit is in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat vereist dat relevante feiten volledig en naar waarheid worden vermeld.
De kantonrechter concludeert dat de dagvaarding niet voldoet aan de minimale eisen van artikel 111 Rv, die onder andere vereisen dat de eiser de eis en de gronden daarvoor duidelijk formuleert. Aangezien de dagvaarding nietig is, wordt [eiser 2] veroordeeld in de proceskosten van Havensteder, die zijn vastgesteld op € 543,-. De uitspraak geldt als de dag van uitspraak en is bepalend voor de aanvang van de rechtsmiddelentermijn.