ECLI:NL:RBROT:2024:2777

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
10977840 VV EXL 24-122
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing huurachterstand en ontruiming in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2024, is een kort geding aanhangig gemaakt door eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Karacelik, tegen gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die niet zijn verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 12 maart 2024, en op 20 maart 2024 vond een zitting plaats waarbij alleen eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Gedaagden zijn verstek verleend.

Eiser heeft in het kort geding een vordering ingediend voor betaling van huurachterstand en ontruiming van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling heeft eiser de vordering tot betaling van de waarborgsom ingetrokken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er spoed aanwezig is voor de eis in kort geding, en heeft de verminderde eis toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is. De gevorderde machtiging voor ontruiming met behulp van de sterke arm is afgewezen, omdat de deurwaarder deze hulp zonder rechterlijke tussenkomst kan inroepen.

De kantonrechter heeft de toekomstige huur vanaf april 2024 toegewezen en gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.063,46. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagden binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning moeten ontruimen. De totale huurachterstand en bijkomende kosten zijn vastgesteld, en de wettelijke rente is toegewezen. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.B. Smits.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10977840 VV EXL 24-122
datum uitspraak: 27 maart 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. A. Karacelik,
tegen

1.[gedaagde 1] , en

2. [gedaagde 2] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagden,
die niet zijn verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde 1] c.s.’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 12 maart 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 20 maart is de zaak tijdens een zitting met [eiser] en mr. Karacelik besproken. [gedaagde 1] c.s. zijn niet verschenen. Tegen hen is verstek verleend.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] de vordering tot betaling van de waarborgsom ter hoogte van € 1.600,- ingetrokken.

2.De beoordeling

2.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiser] volgt dat deze spoed aanwezig is. De verminderde eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is, tenzij hierna anders blijkt (artikel 139 Rv).
2.2.
De onder I gevorderde machtiging om de toegang tot de woning of ontruiming van de woning desnoods met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren wordt afgewezen. Op grond van artikel 556 lid 1 en 557 Rv kan de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm inroepen.
2.3.
De onder II gevorderde toekomstige huur wordt toegewezen vanaf april 2024 in plaats van maart 2024 omdat de achterstallige huur bij deze vordering is berekend tot en met maart 2024.
Proceskosten
2.4.
[gedaagde 1] c.s. moeten de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiser] op € 137,46 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.063,46. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning, gelegen aan de [adres] ( [postcode] ) in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde 1] c.s. daarin bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om aan [eiser] te betalen:
- € 6.900,- aan huurachterstand tot en met maart 2024;
- € 663,86 aan kosten voor water en elektra tot en met januari 2024;
- € 650,- aan kosten voor water en elektra voor de maand februari 2024;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. aan [eiser] te betalen € 2.300,- met ingang van de maand april 2024 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
3.4.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.063,46,vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken.
44485