Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam] ,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. L. Boer, heeft een kort geding aangespannen wegens huurachterstand en heeft verzocht om ontruiming van de bedrijfsruimte. De gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De procedure is gestart met een dagvaarding op 28 februari 2024, en de zitting vond plaats op 20 maart 2024.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoed, waardoor de eis in kort geding kan worden toegewezen. De rechter heeft de vordering tot ontruiming van de bedrijfsruimte toegewezen, maar de gevorderde machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm uit te voeren, is afgewezen. De rechter oordeelt dat de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm kan inroepen.
Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, voorrijkosten en andere kosten, in totaal € 12.551,25 aan huurachterstand en € 946,82 aan proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte moet ontruimen. De wettelijke rente is toegewezen vanaf de datum van het vonnis tot aan de volledige betaling.