In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer en het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.B.M. Bos. De officier van justitie, mr. B.J.G. Leeuw, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigt. De verdachte was betrokken bij de invoer van 174,65 kilogram cocaïne, die op 12 januari 2023 in Rotterdam werd aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zijn inloggegevens van zijn transportbedrijf heeft gedeeld met medeverdachten, waardoor zij in staat waren om de cocaïne te vervoeren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het voorbereiden van de invoer van cocaïne en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel, die een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en de samenleving.