ECLI:NL:RBROT:2024:2739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
10/317967-23 vordering TUL VV: 10/141818-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, mishandeling en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op Curaçao, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, mishandeling van zijn moeder en het bezit van een vuurwapen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 november 2023 in Dordrecht meerdere pizzabroodjes en een flesje drinken heeft gestolen uit een supermarkt, waarbij hij twee beveiligers heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij op 5 juli 2023 zijn moeder mishandeld door haar in het gezicht te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten en vuurwapenbezit. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/317967-23
Parketnummer vordering TUL VV: 10/141818-23
Datum uitspraak: 4 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in [detentieadres] ,
raadsman mr. J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, waarbij het geadviseerde locatieverbod beperkt mag worden tot het Dirk-filiaal aan [adres 2];
  • het onttrekken aan het verkeer van het in beslag genomen gripzakje hennep en het pistool;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak onder parketnummer 10/141818-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering van het onder 3 tenlastegelegde
4.2.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en hiertoe aangevoerd dat de lezing van de verdachte dat hij aangeefster alleen een duw heeft gegeven en geen klap, niet wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Dit betekent dat de mishandeling niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 5 juli 2023 in de woning van zijn moeder, de aangeefster, een woordenwisseling kreeg met haar en de woning verliet. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar, voordat hij de woning verliet, een klap in het gezicht heeft gegeven. De aangifte wordt ondersteund door de bevindingen van de politie ter plaatse kort na het incident: aangeefster wordt hevig geëmotioneerd aangetroffen en gezien wordt dat zij een snee aan de binnenkant van de bovenlip en bloed rondom haar mond en op de voorzijde van haar T-shirt heeft. Ook verklaarde zij bang voor de verdachte te zijn. De rechtbank acht het, gelet op deze bewijsmiddelen, niet aannemelijk dat aangeefster het letsel heeft opgelopen doordat zij tegen de deurpost is aangekomen zoals door de verdachte voor het eerst ter terechtzitting is betoogd. De bewijsmiddelen wijzen er juist op dat de verdachte aangeefster in haar gezicht heeft geslagen. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 30 november 2023 te Dordrecht, meerdere pizzabroodjes en een flesje drinken, die geheel aan Dirk van den Broek (gelegen aan de [straatnaam] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld
tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] tegen het hoofd te slaan en- die [slachtoffer 2] tegen het hoofd te slaan;
2.
hij op 30 november 2023 te Dordrecht, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22lr,
en
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten meerdere kogelpatronen van het kaliber .22lr, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 5 juli 2023 te [plaatsnaam] , zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] in het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige misdrijven.
Op 30 november 2023 heeft hij eten en drinken gestolen uit een supermarkt en twee beveiligers mishandeld, die hebben geprobeerd hem aan te houden. Dat de gevolgen niet nóg ernstiger zijn geweest, is geenszins te danken aan de verdachte. De politie heeft immers in het schoudertasje van de verdachte een vuurwapen gevonden, dat na onderzoek bleek te zijn geladen met munitie. Door aldus te handelen, heeft de verdachte niet alleen blijk gegeven van het feit dat hij niet terugdeinst voor het gebruik van geweld en het bezit van een vuurwapen met munitie in het openbaar, maar heeft hij ook een zeer angstige en bedreigende situatie in het leven geroepen voor de slachtoffers en de andere aanwezigen in de supermarkt. De verdachte heeft kennelijk enkel het belang van een gevulde maag voor ogen gehad en zich niet bekommerd om de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers en de gevolgen die een dergelijk incident in het openbaar kan hebben. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Op 5 juli 2023 heeft de verdachte zijn eigen moeder in haar woning mishandeld door haar in het gezicht te slaan. De verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van zijn moeder op ernstige wijze aangetast. De omstandigheid dat het slachtoffer de eigen moeder van de verdachte is, maakt dit feit des te kwalijker.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en vuurwapenbezit.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 februari 2024. De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van dit rapport.
Gezien de nog aanwezige risicofactoren adviseert de reclassering om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en een locatieverbod.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De raadsman heeft verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op de jonge leeftijd van de verdachte. De rechtbank overweegt ten aanzien van het toepassen van het jeugdstrafrecht het volgende. De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen feiten negentien jaar en dus meerderjarig. Als uitgangspunt geldt dan dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij de rechtbank aanleiding ziet om hiervan af te wijken en het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet echter geen aanknopingspunten in de persoon van de verdachte dan wel de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan die aanleiding geven tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht. De verdediging heeft daartoe onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht. De rechtbank zal om die reden dan ook niet het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals bepleit door de verdediging, geen recht doet aan de ernst van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte eerder voor geweldsfeiten en vuurwapenbezit is veroordeeld.
Hoewel de rechtbank geen aanleiding ziet tot het toepassen van het jeugdstrafrecht, geeft de jeugdige leeftijd van de verdachte wel aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Met het opleggen van een voorwaardelijk deel krijgt de verdachte een kans om te laten zien dat hij zijn gedrag verbetert en zich aan de opgelegde algemene en bijzondere voorwaarden kan houden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst genoemde verdovende middelen en het pistool dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen hennep en het vuurwapen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang en het bewezen feit onder 2 is met betrekking tot voornoemd vuurwapen begaan.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 september 2023 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling van zijn moeder voor zover hier van belang veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 28 september 2023.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten 1 en 2 zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, verwijtbaar niet nageleefd.
De rechtbank gelast daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, opgelegd bij voormeld vonnis.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 57, 63, 300, 304 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet
zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht;
2. indien en voor zover de reclassering dat nodig vindt, gedurende de proeftijd, actief zal deelnemen aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering regelt de aanmelding en bepaalt de training. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van zijn begeleider/trainer.
3. zal verblijven in een nog door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf start zodra er plek is voor de veroordeelde en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, studie/scholing, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
5. zich niet zal begeven in het pand aan [adres 2] waarin de supermarkt Dirk van den Broek is gevestigd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven
genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van
de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Plant (omschrijving: [proces-verbaalnummer 1] , 1 gripzakje hennep);
2. 1 STK Pistool (omschrijving: SIN: [SIN-nummer] , [proces-verbaalnummer 2] , zwart, merk: bbm);
gelast de
tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week, opgelegd bij vonnis van 13 september 2023 van de politierechter van deze rechtbank, gewezen onder parketnummer 10/141818-23.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mr. A. Hello en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 november 2023 te Dordrecht, een of meerdere pizzabroodjes en/of een flesje drinken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dirk van den Broek (gelegen aan [straatnaam] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] tegen het hoofd te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] tegen het hoofd te slaan;
2.
hij op of omstreeks 30 november 2023 te Dordrecht, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22lr,
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten een of meerdere kogelpatronen van het kaliber .22lr, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te [plaatsnaam] , zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] in/tegen het gezicht te slaan.