ECLI:NL:RBROT:2024:2720

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10/238527-23 en 09/286178-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot nachtelijke explosie in woonwijk Rotterdam en het doen van een valse aangifte

Op 27 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot het veroorzaken van een explosie in een woonwijk en het doen van een valse aangifte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 15 op 16 september 2023, waarbij de verdachte samen met anderen een explosief (Cobra6) door de brievenbus van een woning wilde gooien. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, waarbij de verdachte een significante rol speelde. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij immateriële schadevergoeding werd toegekend aan de slachtoffers van de explosie. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was voor het witwassen van een gestolen scooter. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/238527-23 en 09/286178-23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 27 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] te [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van de P.I.,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. G. van der Steen, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 december 2023 en 28 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van de samenloop van het onder parketnummer 10/238527-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder parketnummer
09/286178-23 onder 1 en 2 (witwassen van de koplamp) ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden, zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 15 februari 2024.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 09/286178-23 onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 09/286178-23 onder 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat het witwassen van de koplamp bewezen kan worden verklaard.
4.2.2.
Beoordeling en conclusie
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier geen wettig en overtuigend bewijs volgt dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de koplamp van diefstal afkomstig was. Het onder parketnummer 09/286178-23 onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de onder parketnummer 10/238527-23 onder 1 ten laste gelegde poging tot ontploffing heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte enige betrokkenheid bij het feit heeft gehad, bestaande uit het rijden van [naam] naar de [straatnaam] te [plaatsnaam] in ruil voor geld. Deze rol van de verdachte is echter te gering voor het bewijs van medeplegen.
Daarnaast is een partiële vrijspraak bepleit voor het veroorzaken van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel/levensgevaar voor anderen, nu geen onderzoek is gedaan naar de vraag of dat gevaar daadwerkelijk aanwezig was.
4.3.2.
Beoordeling en conclusie
Uit het dossier volgt dat er in de nacht van 15 op 16 september 2023 een eerste explosie heeft plaatsgevonden op [adres 1] . In de nacht van 16 op 17 september was er een explosie op [adres 2] , een paar uur later gevolgd door een poging tot explosie op de [straatnaam] , waarbij de verdachte is aangehouden.
De verdachte heeft over zijn betrokkenheid bij de poging tot explosie verklaard dat hij op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] bestuurder is geweest van een scooter waarop hij samen met een derde verdachte ( [naam] ) naar de [straatnaam] is gegaan in ruil voor geld. [naam] zou daarbij een Cobra in de brievenbus van een woning gooien. De verdachte heeft verklaard dat hij zich heeft gerealiseerd dat het teweegbrengen van een ontploffing goed fout kan aflopen. Verdachte heeft eveneens verklaard dat er al twee ontploffingen hadden plaatsgevonden en dat hij moest controleren of het ditmaal het juiste adres betrof. Verdachte is samen met [naam] naar de [straatnaam] gegaan met de scooter van medeverdachte [medeverdachte] . Deze verdachte heeft die scooter eerder die dag overgespoten in een zwarte kleur. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij (tevergeefs) heeft geprobeerd om Cobra’s te regelen.
Gelet op al deze omstandigheden, in onderling verband bezien, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, waarbij de verdachte door zijn handelen een voldoende significante rol heeft gespeeld om hem als medepleger te beschouwen. Hij was niet slechts een onwetende bestuurder van een scooter die naar de [straatnaam] te [plaatsnaam] moest rijden. Hij wist dat hij reed op een overgespoten scooter, die was gebruikt bij twee eerdere explosies bij woningen in de [straatnaam] , dat hij en [naam] daar waren om eventueel opnieuw een ontploffing teweeg te brengen en dat hij zelf had geprobeerd om Cobra’s te regelen. Dat het dankzij ingrijpen van de bewoners van [adres 2] bij een poging is gebleven doet niet af aan de significante bijdrage van de verdachte.
Verder acht de rechtbank ook het veroorzaken van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel/levensgevaar bewezen, nu bij het pogen te veroorzaken van een ontploffing middenin de nacht in een straat met woningen, naar algemene ervaringsregels redelijkerwijs te verwachten valt, dat daar ’s nachts personen liggen te slapen, waardoor het voorzienbaar is dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel/levensgevaar voor personen te duchten valt. De verdachte heeft ook aangegeven zich dat te hebben gerealiseerd.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/238527-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 09/286178-23 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/238527-23
1
hij op 17 september 2023 te [plaatsnaam] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woningen gelegen aan de [straatnaam] en de in die woningen aanwezige goederen, en/ of levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woningen en/of nabijgelegen woningen aanwezige personen en/of passanten,
te duchten zou zijn
(knal)vuurwerk (Cobra6) door de brievenbus van een van die woningen heeft geprobeerd te gooien en/of tegen een van die woningen heeft geprobeerd te plakken/plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2
hij op 17 september 2023 te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en wederrechtelijk
woningen gelegen aan de [straatnaam] , in elk geval een gebouw dat geheel of ten dele aan een ander, toebehoorde
te vernielen, te beschadigen en/ of onbruikbaar te maken
(knal)vuurwerk (Cobra6) door de brievenbus van een van die woningen heeft geprobeerd te gooien en/of tegen een van die woningen heeft geprobeerd te plakken/plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Parketnummer 09/286178-23
1
hij op 11 juli 2023, te Rotterdam, aangifte heeft
gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, door: aangifte te doen van diefstal van een
scooter, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/238527-23
De eendaadse samenloop van
Medeplegen van poging tot het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
Medeplegen van poging tot het opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen onbruikbaar maken
Parketnummer 09/286178-23
Aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het pogen een ontploffing te veroorzaken bij een woning in [plaatsnaam] in de nachtelijke uren. Een dergelijke actie kan niet alleen materiële schade veroorzaken, maar levert ook gevaar op voor personen die zich in de woning of omgeving bevinden. Voor betrokkenen, die zich veilig moeten kunnen weten in hun woning, levert dit nadelige psychologische gevolgen op. Dit is ook gebleken uit hetgeen ter zitting hierover naar voren is gekomen. De verdachte lijkt zich bij zijn handelen niks te hebben aangetrokken van de nadelige gevolgen van zijn handelen voor anderen, maar heeft zich kennelijk laten leiden door het gegeven dat hij gemakkelijk geld kon verdienen. Verder zijn explosies aan de orde van de dag in de stad Rotterdam, wat zorgt voor maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid. Daarnaast heeft de verdachte een valse aangifte gedaan van de diefstal van een scooter. Daarmee heeft de verdachte het politieapparaat onnodig belast. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en nog in een proeftijd liep ten aanzien van een eerder voorwaardelijk sepot.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 februari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte was uitgebreid bekend binnen de jeugdhulpverlening. Bij de verdachte is een licht verstandelijke beperking, ADHD en een autisme spectrum stoornis vastgesteld. De verdachte had een WLZ-indicatie voor langdurige zorg, maar heeft meermaals begeleide woonvormen moeten verlaten omdat die niet passend waren voor zijn problematiek. Hij woonde voor zijn aanhouding tijdelijk bij zijn moeder, maar kan zich daar niet inschrijven, waardoor hij zijn WAjong-uitkering niet zou kunnen ontvangen. De verdachte is onvoldoende weerbaar tegen negatieve invloeden en heeft externe structuur nodig om zijn leven vorm te geven.
Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden geadviseerd zoals de rechtbank deze hierna zal opleggen. Daarbij acht de reclassering de toepassing van elektronische monitoring bij een locatiegebod geïndiceerd. Met een locatiegebod met elektronische monitoring kan een dagstructuur worden afgedwongen waarbij betrokkene overdag werkt en 's avonds en 's nachts thuis is. Ook wordt hij beperkt in het fysiek onderhouden van negatieve sociale contacten en het bezoeken van risicovolle plekken. Middelencontroles zijn toegevoegd om duidelijk zicht te houden op het middelengebruik van de verdachte.
Geadviseerd wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is groot.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de relatief jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, alsmede op het gegeven dat de verdachte uiteindelijk een bekennende verklaring over zijn aandeel heeft afgelegd.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, legt de
rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen scooter verbeurd te verklaren.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder parketnummer 09/286178-23 onder 2 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de in beslag genomen scooter zal de rechtbank een last tot teruggave geven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

9.1
De vorderingen
[benadeelde partij 1] , bewoonster van de woning aan [adres 1] , heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij vordert een vergoeding van € 1.550 aan materiële schade aan het laminaat, een kast, planten en potten.
Ook [naam gezin] van [adres 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Het gaat hierbij om [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , hun dochter, [benadeelde partij 4] en hun zoons [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] . Zij vorderen allen een vergoeding van immateriële schade van € 5.000. Daarnaast vordert [benadeelde partij 2] een vergoeding van materiële schade van € 35.245 in verband met coaching/ begeleiding en € 1.815 voor het aanleggen van een beveiligingssysteem.
Ter zake van het onder parketnummer 09/286178-23 onder 2 ten laste gelegde feit heeft [benadeelde partij 8] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.532,02 aan materiële schade.
9.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om de vordering van [benadeelde partij 1] te matigen, omdat deze vordering niet is onderbouwd. Omdat op grond van het dossier wel materiële schade kan worden vastgesteld, acht de officier van justitie de toekenning van een bedrag van € 650 redelijk en billijk.
De officier van justitie acht de vorderingen tot vergoeding van de immateriële schade van [naam gezin] voldoende onderbouwd en vordert volledige toewijzing van de vorderingen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Dat geldt ook voor de kosten van het aanleggen van een beveiligingssysteem. Voor wat betreft de door [benadeelde partij 2] gevorderde materiële schade, bestaande uit de kosten voor coaching en begeleiding, ligt dat complexer. Dat komt onder andere omdat er geen inzicht bestaat in de behandeling en het aantal (geclaimde en toekomstige) uren. Ook heeft [benadeelde partij 2] al langer psychische problemen.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 8] op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit nu er voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de diefstal van de scooter en het witwassen door de verdachte en de kosten die gemaakt moeten worden voor het herstel van de scooter in de oorspronkelijke toestand voor vergoeding in aanmerking komen.
9.3
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [naam gezin] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft de verdediging subsidiair bepleit dat de vorderingen moeten worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op het gegeven dat de explosie aan [adres 1] niet aan de verdachte ten laste is gelegd.
De verdediging stelt zich voor [naam gezin] op het subsidiaire standpunt dat de verdachte niet bij een voltooid delict betrokken is geweest en slechts een beperkte rol gehad bij een poging tot explosie. De verdenking tussen de verdachten verschilt wezenlijk. De verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de ‘voltooide’ explosies. Niet duidelijk wordt welk deel van de immateriële schade het gevolg is geweest van de poging die aan de verdachte ten laste wordt gelegd. Voorts was de poging tot explosie niet bedoeld voor de bewoners van [adres 2] . Dit maakt dat de vorderingen ten aanzien van het aandeel van de verdachte niet voldoende gespecificeerd en lastig te beoordelen zijn. Daarmee levert het een onevenredige belasting op van het strafproces, hetgeen de niet-ontvankelijkheid met zich mee zou dienen te brengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft de verdediging opgemerkt dat de immateriële schade volledig ziet op het voltooide delict, hetgeen niet aan de verdachte ten laste is gelegd.
Voor de gevorderde vergoeding van de materiële schade door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] sluit de raadsman zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
Meer subsidiair wordt gevorderd om de schadevergoedingsbedragen aanzienlijk te matigen en geen hoofdelijkheid te bepalen.
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij [benadeelde partij 8] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, wegens onvoldoende onderbouwing.
9.4
Beoordeling
Niet is vast komen te staan dat aan de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten (poging), rechtstreeks materiële schade is toegebracht, om deze reden dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in (dit deel van) de vorderingen.
De bewezenverklaarde feiten hebben wel bijgedragen aan het ontstaan van de door [naam gezin] gevorderde immateriële schade. Dit deel van de vorderingen
komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen van de gezinsleden zullen daarom voor ieder afzonderlijk worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 september 2023.
Nu de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Nu de vorderingen van [naam gezin] deels zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder parketnummer 09/286178-23 onder 2 ten laste gelegde feit en er derhalve terzake dat feit aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.5
Conclusie
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De verdachte moet de benadeelde partijen, [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] ieder afzonderlijk een schadevergoeding betalen van € 3.000 vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
In alle gevallen wordt tevens de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van [benadeelde partij 8] geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 57, 157, 188 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 09/286178-23 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/238527-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 09/286178-23 onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, afdeling reclassering, gedurende de proeftijd, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering voor zijn problematiek, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en zal zich houden aan de aanwijzingen (huisregels of dagprogramma) die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, in overleg met de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met aangever [aangever] , diens gezinsleden en de medeverdachten, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
5a. de veroordeelde zal zich op vooraf door de reclassering vastgestelde tijdstippen bevinden op het door de reclassering vastgestelde verblijfadres, mede afhankelijk van de dagbesteding;
5b. de veroordeelde zal ter controle van de onder 5a genoemde voorwaarde gebruik maken van de door Reclassering Nederland aangewezen technische hulpmiddelen ter ondersteuning van het elektronisch toezicht, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
6. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
7. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
8. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, onder de verplichting mee te werken aan urineonderzoek ter controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 5 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] , te betalen een bedrag van € 3.000 (hoofdsom), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vorderingen;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] allen te betalen € 3.000 (hoofdsom), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 8] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 8] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/238527-23
1
hij op of omstreeks 17 september 2023 te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woningen gelegen aan [adres 2] en/ of [adres 1] en/ of omliggende woningen en/ of de in die woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/ of levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woningen en/of nabijgelegen woningen aanwezige personen en/of passanten, in elk geval levensgevaar
te duchten zou zijn
een of meer stukken (knal)vuurwerk (Cobra6) door de brievenbus van een van die woningen heeft geprobeerd te gooien en/of tegen een van die woningen heeft geprobeerd te plakken/plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 17 september 2023 te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer woningen gelegen aan [adres 2] en/ of [adres 1] , in elk geval een gebouw dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander, toebehoorde
te vernielen, te beschadigen en/ of onbruikbaar te maken
een of meer stukken (knal)vuurwerk (Cobra6) door de brievenbus van een van die woningen heeft geprobeerd te gooien en/of tegen een van die woningen heeft geprobeerd te plakken/plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 352 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 09/286178-23
1
hij op of omstreeks 11 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, aangifte heeft
gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, door: aangifte te doen van diefstal van een
scooter, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd;
(art 188 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in de periode gelegen tussen 1 mei 2023 en 1 augustus 2023, te Rotterdam,
althans in Nederland,
(van) een scooter, althans een of meer scooteronderdelen, althans een of meer voorwerpen,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of
de verplaatsing heeft verborgen en/ of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of
heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die
voorwerp(en) onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in de periode gelegen tussen 1 mei 2023 en 1 augustus 2023, te Rotterdam,
althans in Nederland,
een scooter, althans een of meer scooteronderdelen, althans een of meer
voorwerpen,
heeft verworven en/ of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die
voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf
(art 420bis.l Wetboek van Strafrecht, art 420qtr.l Wetboek van Strafrecht)