Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officieren van justitie
- vrijspraak van de onder 5 en 9 ten laste gelegde feiten;
- bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de door de reclassering geïndiceerde bijzondere voorwaarden;
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 23/004421-19.
4.Waardering van het bewijs
5 en 9 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.Vorderingen benadeelde partij
1 en 3 ten laste gelegde zou zijn geleden.
€ 3.123,75 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 6 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
€ 1.860,12 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 6 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.