ECLI:NL:RBROT:2024:2716

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10/010298-22/ TUL VV: 23/004421-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietincidenten en bedreigingen met vuurwapen

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij meerdere schietincidenten en bedreigingen met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte bij de schietincidenten, maar dat deze aanwijzingen onvoldoende waren om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de beschietingen van horecagelegenheden in Rotterdam op 15 en 16 december 2021 en in Venlo op 14 januari 2022. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de vereiste nauwe en bewuste samenwerking die nodig is voor medeplegen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in Rotterdam was tijdens de beschietingen en dat zijn rol als coördinator niet kon worden bewezen. De vorderingen van benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de verdachte niet wettig en overtuigend was veroordeeld. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf af, omdat de verdachte was vrijgesproken van de nieuwe tenlasteleggingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/010298-22
Parketnummer vordering TUL VV: 23/004421-19
Uitspraakdatum: 2 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. L.M. Oldenburg, advocaat te Westzaan.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 en 7 maart en 2 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mr. E.M. Blanken en mr. W.D. van den Berg hebben gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 5 en 9 ten laste gelegde feiten;
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de door de reclassering geïndiceerde bijzondere voorwaarden;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 23/004421-19.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 en 2 (Rotterdam 15 december 2021)
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de beschieting van [horecagelegenheid 1] (hierna: [horecagelegenheid 1] ) in Rotterdam op 15 december 2021.
Op 15 december 2021, om 04:22 uur, is het restaurant [horecagelegenheid 1] , gelegen aan de [adres 2] in Rotterdam, beschoten. Hierdoor is de deur van het restaurant beschadigd. Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 1] de schutter was. Hij is die nacht, samen met zijn broer [medeverdachte 2] , door een (illegale) taxichauffeur met een Ford Fiesta vanuit Hoofddorp/Amsterdam naar Rotterdam gebracht, waarna de beschieting van het pand heeft plaatsgevonden.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte als medepleger in strafrechtelijke zin verantwoordelijk is voor deze beschieting.
Medeplegen aan een strafbaar feit kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan wel van voldoende gewicht moeten zijn.
Vast staat dat de verdachte die nacht niet in Rotterdam was. Zijn mogelijke betrokkenheid bij het schieten op [horecagelegenheid 1] volgt wel uit het volgende.
De taxichauffeur genaamd [persoon A] heeft verklaard dat het de verdachte is geweest die hem die nacht heeft benaderd om voor € 60,- twee jongens naar Rotterdam te rijden. De verdachte heeft bevestigd dat hij die autorit voor de broers [achternaam] heeft geregeld. Ook is komen vast te staan dat de verdachte die nacht om 3:57 uur en 4:27 uur contact heeft gehad met het telefoonnummer dat in gebruik was bij [medeverdachte 2] .
Verder blijkt uit onderzoek aan de telefoon van de verdachte, dat hij op 22 december 2021 via Google Maps heeft gezocht naar de locatie [adres 2] te Rotterdam. Bovendien blijkt uit chats die zijn aangetroffen in deze telefoon dat de verdachte in januari 2022 op zoek was naar werk zoals ‘schiet dingen’ en dat hij bij anderen vraagt om een ‘G’tje’, waarmee – zo stellen de officieren van justitie – een Glock wordt bedoeld. Ook is op zijn telefoon een filmpje aangetroffen van 18 december 2021, waarop hij staat te dansen met in zijn handen een stapel bankbiljetten.
De officieren van justitie stellen zich, gelet op deze omstandigheden, op het standpunt dat de verdachte de opdracht om [horecagelegenheid 1] te beschieten heeft ontvangen, deze vervolgens heeft uitgezet en er geld voor heeft ontvangen.
De rechtbank volgt de officieren van justitie niet in deze conclusie en overweegt daartoe dat de coördinerende rol die zij aan de verdachte toedichten onvoldoende steun vindt in het dossier en evenmin uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In wezen staat slechts vast dat de verdachte de taxirit naar Rotterdam heeft geregeld. Zonder enige kennis omtrent de inhoud van de telefoongesprekken op 15 december 2021 met [medeverdachte 2] komt aan die gesprekken onvoldoende betekenis toe. De bevindingen uit de telefoon van de verdachte dateren allemaal van (ver) na 15 december 2021 en vormen daarmee een onvoldoende basis om anders te oordelen. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs om vast te stellen dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te kunnen kwalificeren als medeplegen. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Vrijspraak feit 3 en 4 (Rotterdam 16 december 2021)
De verdachte wordt verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de beschieting van [horecagelegenheid 1] in Rotterdam op 16 december 2021.
Vast staat dat [horecagelegenheid 1] op 16 december 2021, omstreeks 2:30 uur, opnieuw is beschoten. Ter plaatse heeft de politie geconstateerd dat de etalageruit van het restaurant kapot was. Er zijn vier patroonhulzen aangetroffen.
Op camerabeelden van [horecagelegenheid 1] is te zien dat er twee mannen betrokken zijn bij dit incident: een schutter en een persoon die het schietincident en/of de resultaten daarvan filmt.
Uit onderzoek is gebleken dat ook deze twee personen door een (illegale) taxichauffeur, ditmaal in een witte Seat Leon, vanuit Hoofddorp/Amsterdam naar Rotterdam zijn gereden.
Uit de verklaringen van de taxichauffeur [persoon B] kan worden afgeleid dat er nog een derde passagier in de auto heeft gezeten. [persoon B] heeft zowel bij de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij in de nacht van 16 december 2021 is benaderd door medeverdachte [medeverdachte 3] om tegen betaling drie jongens naar Rotterdam en daarna weer terug naar Amsterdam te rijden. [persoon B] heeft de drie jongens in Amsterdam opgehaald. Eén van die jongens betrof [medeverdachte 3] zelf. [medeverdachte 3] wees [persoon B] de weg. Op aanwijzing van [medeverdachte 3] heeft [persoon B] zijn voertuig in Rotterdam geparkeerd bij een hofje. [medeverdachte 3] is daar met een van de andere twee jongens uitgestapt. De jongen die voorin zat, bleef in de auto achter. Enige tijd later zijn [medeverdachte 3] en de andere jongen teruggekomen.
De rechtbank stelt vast, dat de verdachte – naast [medeverdachte 3] – één van de drie passagiers is geweest. Zijn telefoon peilt die nacht namelijk om 02.32 uur uit in de nabije omgeving van de Westblaak te Rotterdam en was om 03:40 uur via bluetooth verbonden met de Seat Leon van [persoon B] . Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard zijn telefoon nooit uit te lenen aan anderen.
Voor het scenario dat de verdachte de schutter of de filmer was, biedt het dossier geen ondersteuning. Daar gaan de officieren van justitie ook niet van uit. Zij stellen zich op het standpunt dat de verdachte de passagier was die in de auto is blijven zitten toen de andere twee personen de auto verlieten.
Medeplegen
Ook hier geldt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Naar het oordeel van de rechtbank is de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het onder 3 en 4 tenlastegelegde, die er op neerkomt dat hij ook in de Seat Leon zat, is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht.
Zoals hierboven bij de feiten 1 en 2 al is overwogen, leidt de inhoud van de telefoon van de verdachte niet tot een ander oordeel. De coördinerende rol die de officieren van justitie daaruit afleiden, ziet de rechtbank evenmin bij de beschieting van [horecagelegenheid 1] op 16 december 2021. Nu de betrokkenheid van de verdachte ook overigens niet uit andere omstandigheden uit het voorhanden dossier is komen vast te staan, zal de rechtbank de verdachte ook van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten vrijspreken.
4.3.
Vrijspraak feit 5 en 9 (WWM)
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder
5 en 9 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.4.
Vrijspraak feit 6, 7 en 8 (Venlo 14 januari 2022)
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de beschieting van [horecagelegenheid 2] in Venlo op 14 januari 2022.
Op 14 januari 2022 rond 03:10 uur ’s nachts is het bedrijfspand van [horecagelegenheid 2] aan de [adres 3] in Venlo beschoten. Vast staat dat vijf kogels de etalageruiten van [horecagelegenheid 2] hebben doorboord. Een kogel is via een fietsmand tegen het glas van de toegangsdeur terechtgekomen, een kogel is via de metalen poort gericocheerd en een andere kogel heeft de etalageruit van de naastgelegen nagelstudio doorboord. In totaal zijn acht hulzen en diverse projectiedelen aangetroffen.
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] de schutter is geweest.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte als medepleger verantwoordelijk kan worden gehouden voor deze beschieting.
Het Openbaar Ministerie gaat ervan uit dat de verdachte degene is die de opdracht om [horecagelegenheid 2] te beschieten heeft ontvangen en uitgezet.
De rechtbank is, met de officieren van justitie, van oordeel dat het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte mogelijk bemoeienis heeft gehad met het schietincident in Venlo en wijst in dit verband onder meer op het gegeven dat de verdachte op 13 januari 2022 rond 20:30 uur chauffeur [persoon A] heeft gevraagd of hij iemand heen en weer naar Venlo wil rijden. Dit werd overigens geweigerd door [persoon A] . Daarnaast is in de telefoon van de verdachte een verwijderde notitie aangetroffen waarin het adres is opgenomen van [horecagelegenheid 2] Venlo. Ook is er een verwijderde screenshot aangetroffen van een krantenartikel, gemaakt op 14 januari 2022 om 15:35 uur, met de tekst ‘ [winkel] beschoten in Venlo’. Ondanks deze omstandigheden, die op zijn minst te denken geven, kan naar het oordeel van de rechtbank de concrete betrokkenheid van de verdachte bij het schietincident niet worden vastgesteld en dus ook niet dat de verdachte de opdrachtgever voor deze beschieting was, zoals gesteld door de officieren van justitie. Nu de betrokkenheid van de verdachte ook overigens niet uit andere omstandigheden uit het voorhanden dossier is komen vast te staan, zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken van de hem onder 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten.

5.Vorderingen benadeelde partij

Namens [bedrijf] B.V. is een vordering tot schadevergoeding van € 10.803,83 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit materiële schade, die als gevolg van het onder
1 en 3 ten laste gelegde zou zijn geleden.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.123,75 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 6 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.860,12 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 6 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Nu hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend is bewezen, kunnen de benadeelde partijen niet in hun vorderingen, die betrekking hebben op die ten laste gelegde feiten, worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.

6.Vordering tenuitvoerlegging

Bij arrest van 28 mei 2020 van het Gerechtshof Amsterdam is de verdachte in de zaak met parketnummer 23/004421-19 ter zake van het vervalsen van bankbiljetten veroordeeld voor zover van belang tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 12 juni 20202.
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, wordt de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen.

7.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart de benadeelde partij [bedrijf] B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van 28 mei 2020 van het Gerechtshof Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/004421-19 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
mr. L.J.M. Janssen en mr. P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 april 2024.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 15 december 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, gelegen aan de [adres 2] , geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , althans aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw.
2
hij op of omstreeks 15 december 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door meermalen, althans eenmaal, met een (semi) (automatisch) vuurwapen op
een (voormalig) pand van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] (gelegen aan de [adres 2] ) te
schieten.
3
hij op of omstreeks 16 december 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, gelegen aan de [adres 2] , geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , althans aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw.
4
hij op of omstreeks 16 december 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door meermalen, althans eenmaal, met een (semi) (automatisch) vuurwapen op
een (voormalig) pand van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] (gelegen aan de [adres 2] ) te
schieten.
5
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 16 december 2021
te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II en/of Categorie III van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die
wet,
en/of
(bijbehorende) munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie II en/of Categorie III
van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1, onder 4º
van die wet,
voorhanden heeft gehad.
6
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Venlo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer gebouwen, gelegen aan de [adres 4]
, [adres 5] en/of [adres 3] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 2] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat/die gebouw(en).
7
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Venlo
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een fietsmand en/of een winkelbord, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval
aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
8
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Venlo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door meermalen, althans eenmaal, met een (semi) (automatisch) vuurwapen op
een pand van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 7] (gelegen aan de [adres 3] ) te
schieten.
9
hij op of omstreeks 14 januari 2022 te Venlo en/of Amsterdam, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II en/of Categorie III van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die
wet,
en/of
(bijbehorende) munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie II en/of Categorie III
van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1, onder 4º
van die wet,
voorhanden heeft gehad.