Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
3.Eis officieren van justitie
- bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaken met parketnummers 13/235516-18 en 09/109933-20.
4.Aanleiding onderzoek
5.Waardering van het bewijs
Nadat [persoon A] op 18 januari 2022 een gedetailleerde verklaring had afgelegd namen de verbalisanten het volgende op in het proces-verbaal: “Verdachte keert in zichzelf. Begint te lachen, wordt boos en schiet door verschillende emoties. Verhoor wordt heel even stil gelegd. Verdachte verklaarde zelf dat hij een kleine psychose aanval kreeg.” Kort daarna besloten de verbalisanten het verhoor te beëindigen. De volgende dag werd [persoon A] nogmaals verhoord en legde hij opnieuw een – gedetailleerde en gelijkluidende – verklaring af. Van een verwarde toestand was toen geen sprake meer. Het enkele feit dat het eerste verhoor werd afgebroken omdat de verhorende verbalisanten hebben opgetekend dat [persoon A] een psychose leek te hebben, maakt niet dat daarvan daadwerkelijk sprake was. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [persoon A] gedurende beide verhoren blijk geeft van het vermogen te begrijpen waar het over gaat. Bovendien zijn zijn verklaringen voldoende specifiek en consistent en vinden deze steun in de andere onderzoeksbevindingen.
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 5, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
op15 december 2021 te Rotterdam
toebehorendeaan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] , heeft beschadigd .
op14 januari 2022 te Venlo
6.Strafbaarheid feiten
7.Strafbaarheid verdachte
8.Motivering straf
Het voorwaardelijk deel wordt onder meer opgelegd om de verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten. Anders dan door de officieren van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen mogelijkheid en evenmin aanleiding om de dadelijk uitvoerbaarheid van de opgelegde bijzondere voorwaarden te gelasten.
9.Vorderingen benadeelde partijen
€ 3.123,75 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 7 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
- Glashandel à € 2.873,75.
- Beschadiging kogelgat à € 250,-.
€ 1.860,12 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 7 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
- Schade aan de ruit à € 1.660,12.
- Gederfde huur van 2 dagen in verband met het sluiten van het pand à € 200,-.
10.Vorderingen tenuitvoerlegging
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
- 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 285, 350 en 352 van het Wetboek van Strafrecht en
12.Bijlagen
13.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan nader af te nemen diagnostiek indien de reclassering dit nodig acht. De veroordeelde zal zich laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De inhoud van de behandeling zal nader worden bepaald. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie is geen onderdeel van de behandeling.
- de veroordeelde verblijft in een begeleid wonen instelling zoals CURA XL of een andere vergelijkbare instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- de veroordeelde volgt een opleiding tot timmerman bij Bouwmensen / MBO College Westpoort of een vergelijkbare opleiding bij een soortgelijke instelling waar hij een startkwalificatie behaalt. De veroordeelde beschikt over een nuttige daginvulling/dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
- de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden als hierom gevraagd wordt. De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook indien zulks inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
B.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag
van € 2.873,75 (zegge: twee duizend achthonderd drieënzeventig euro en vijfenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 2.873,75 (hoofdsom zegge: twee duizend achthonderd drieënzeventig euro en vijfenzeventig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.873,75 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
37 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 1.660,12,- (zegge: duizend zeshonderdzestig euro en twaalf cent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 1.660,12 (hoofdsom zegge: duizend zeshonderdzestig euro en twaalf cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.660,12 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 26 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 40 uren, van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2019 in de zaak met parketnummer 13/235516-18 aan de veroordeelde opgelegde werkstraf;
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot € 300, van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 juli 2020 in de zaak met parketnummer 09/109933-20 aan de veroordeelde opgelegde geldboete.