In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingediend tegen gedaagde [gedaagde], H.O.D.N. [naam bedrijf]. De eisers vorderen in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat gedaagde aansprakelijk is voor door hen geleden schade, met een verzoek tot betaling van € 99.776,81, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde heeft nog niet geantwoord in de hoofdzaak. In het incident heeft gedaagde verzocht om verwijzing van een aanhangige kantonzaak naar de rechtbank, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij geen bevoegdheid heeft om te beslissen over een al bij de kantonrechter in behandeling zijnde zaak. De rechtbank heeft echter wel besloten om de hoofdzaak ambtshalve naar de kantonrechter te verwijzen, gezien de verknochtheid van de zaken. Dit besluit is genomen na overleg met de partijen, waarbij eisers niet akkoord gingen met de verwijzing zonder onderbouwing. De rechtbank heeft de eis in het incident afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De hoofdzaak is op 17 april 2024 om 11:30 uur verwezen naar de rolzitting van de kantonrechter in Rotterdam, waarbij de zaken van rechtswege zijn gevoegd. Partijen hoeven niet te verschijnen op de rolzitting, en zij kunnen zich ook zonder advocaat laten vertegenwoordigen in de verdere procedure.