ECLI:NL:RBROT:2024:2702

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10/238494-23 vordering TUL: 10/660086-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van nachtelijke explosies in woonwijk Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van nachtelijke explosies in een woonwijk in Rotterdam. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk explosieven heeft gebruikt, wat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden met zich meebracht. De explosies vonden plaats op 16 en 17 september 2023, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten een Cobra6 vuurwerk hebben gebruikt. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte als bewijs gebruikt, ondanks de verdediging die pleitte voor partiële vrijspraak. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij materiële en immateriële schadevergoeding is opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet meer opportuun werd geacht. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij de verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/238494-23
Parketnummer vordering TUL: 10/660086-20
Datum uitspraak: 27 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2023 en
28 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met uitzondering van het op aanwijzing van de zorgverlener innemen van medicijnen) en gedragsvoorwaarden met betrekking tot het vinden van een dagbesteding en het meewerken aan ambulante begeleiding;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/660086-20;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Op 16 september 2023 om 2:56 uur vond er een explosie plaats in het portiek bij de voordeur van de woning aan [adres 2]. Een dag later, op 17 september 2023 om 1:40 uur, vond er opnieuw een explosie plaats in de [straatnaam], deze keer betrof het de woning aan [adres 3], alwaar er een explosief door de brievenbus werd gegooid. De verdachte heeft zowel bij de politie als op de zitting een bekennende verklaring afgelegd.
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit voor wat betreft het bestanddeel ‘levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel’ in feit 1. Op grond van het dossier kan onvoldoende worden vastgesteld dat de woning en dus de bewoner daadwerkelijk een risico liepen en er levensgevaar te duchten was. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het dossier bevat voldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat door de ontploffing bij de woning aan [adres 2] levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was te duchten. Het is een feit van algemene bekendheid dat een Cobra6 (hierna: Cobra) zwaar en illegaal vuurwerk betreft, dat bij ontbranding een ontploffing teweeg kan brengen met een gelijke kracht als van een handgranaat. De Cobra is in de nachtelijke uren (om 2:56 uur) ontploft in het portiek van de woning op de tweede verdieping. De bewoonster van de woning was thuis en lag te slapen. De Cobra is tegen de voordeur tot ontploffing gebracht. De kracht van de explosie is af te leiden uit de beschadigingen. Toen de bewoonster rook in de gang zag en de voordeur wilde openen, lukte dit niet. De explosie heeft schade aan de voordeur en de vloer veroorzaakt. Ook sneuvelden er twee ramen in de galerij en is er een vaas kapot gegaan. Zelfs op de begane grond en op de traptreden naar de eerste en tweede verdieping lagen fragmenten van puin, glas en vuurwerksnippers, hetgeen de kracht van de explosie onderstreept.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat deze omstandigheden maken dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest dat door het handelen van de verdachte levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster was te duchten.
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 16 september 2023 tot en met 17 september 2023 te [plaatsnaam 1],
meermalen
tezamen en in vereniging met anderen, ,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
door (knal)vuurwerk (Cobra6), tegen/bij de woningen gelegen aan [adres 3] en [adres 2] te plaatsen en aan te steken en door de brievenbus van
eenwoning te gooien
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woningen en/ of de in die woningen aanwezige goederen, en
levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woningen aanwezige personen te duchten was;
2
hij de periode van 16 september 2023 tot en met 17 september 2023 te [plaatsnaam 1],
meermalen
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk en wederrechtelijk
woningen gelegen aan [adres 3] en [adres 2]
dat geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde heeft , beschadigd
door (knal)vuurwerk (Cobra6), , tegen/bij die woningen te plaatsen en aan te steken en/ of door de brievenbus van
eenwoning te gooien;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren
de eendaadse samenloopop
van:
1.
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte en een medeverdachte hebben in de nacht van 16 september 2023 een explosie veroorzaakt in het portiek bij de voordeur van de woning aan [adres 2]. Omdat er twijfels bestonden of de aanslag op het juiste adres was uitgevoerd, gingen zij de volgende nacht terug om hun mogelijke vergissing te herstellen. Dat resulteerde in een tweede nachtelijke explosie op 17 september 2023, waarbij de medeverdachte een Cobra door de brievenbus van de woning aan [adres 3] gooide. Een derde explosie waar de verdachte ook mee in verband is gebracht, kon ternauwernood worden voorkomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het veroorzaken van meerdere explosies bij woningen gedurende de nacht, terwijl zich personen in die woningen bevonden. Niet alleen de in de woningen aanwezige bewoners, maar ook de buurtgenoten werden midden in de nacht opgeschrikt door twee explosies in korte tijd. Er is al langere tijd sprake van een enorme toename in het aantal explosies in woonwijken in Rotterdam. Dit soort explosies veroorzaken grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De impact van de explosies voor het gezin aan [adres 3] is op de zitting indringend naar voren gebracht. Zij hebben aangegeven dat zowel de materiele als de immateriële schade enorm is. Hun hele huis stond na de explosie vol met rook. Nagenoeg het hele gezin, onder wie een kindje van twee jaar oud, was in de woning aanwezig. Zij lagen te slapen toen zij werden opgeschrikt door de harde knal. Het gezin is nog steeds ontregeld. Zij hebben geen veilig gevoel in hun eigen woning, slapen slecht en de kinderen hebben moeite op school. Bovendien moeten zij omgaan met de angst en onzekerheid of de aanslag nu wel of niet op hen gericht was. Deze onzekerheid en de enorme impact gelden niet alleen voor het gezin aan [adres 3] maar ook voor de bewoonster aan [adres 2]. De verdachte heeft zich niks aangetrokken van deze gevolgen.
De verdachte heeft een onmisbare rol vervuld bij het teweegbrengen van de explosies. Hij bestuurde beide keren de scooter. Ook was hij de schakel tussen de daadwekelijke opdrachtgever en de medeverdachten. De verdachte heeft aanvankelijk geen openheid van zaken willen geven en uiteindelijk spijt betuigd. Eerst vertelde hij de politie dat zijn scooter gestolen was. Zijn bekennende verklaring volgde nadat hij de beschikking had over het hele dossier en een medeverdachte over zijn rol had verklaard. Hij heeft hiermee weinig besef van zijn verantwoordelijkheid voor de gevolgen van zijn daden getoond en dat rekent de rechtbank hem aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor ernstige strafbare feiten, waaronder voor vermogens- en geweldsdelicten en een poging doodslag, waarvoor hij in jeugddetentie heeft gezeten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 februari 2024. Dit rapport houdt kort gezegd het volgende in.
De verdachte volgt sinds 2018 trajecten bij de jeugdreclassering. Tijdens deze trajecten is hij meermaals gerecidiveerd. De verdachte is in 2020 door het NIFP gediagnosticeerd met (onder andere) een licht-verstandelijke beperking, kenmerken van ADHD en een autisme spectrum stoornis. De verdachte ontvangt vanuit een WLZ-indicatie ambulante begeleiding van Middin, die hem helpt bij praktische zaken. Factoren die voornamelijk delictgerelateerd lijken, zijn het sociaal netwerk van de verdachte en zijn psychosociaal functioneren. De verdachte komt namelijk meermaals samen met anderen in aanraking met politie en justitie. Daarnaast zou hij beïnvloedbaar en impulsief zijn.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een plicht tot ambulante behandeling. Ook adviseert de reclassering om gedragsvoorwaarden op te leggen, die eruit bestaan dat de verdachte zich inspant voor het vinden van een dagbesteding en dat hij meewerkt aan de ambulante begeleiding, gericht op het op orde krijgen van praktische zaken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de verschillende feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, de rol van de verdachte bij de incidenten en zijn persoonlijke omstandigheden.
De verdediging heeft verzocht een eventuele gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, aangevuld met een flink deel voorwaardelijke gevangenisstraf, gecombineerd met een taakstraf en bijzondere voorwaarden. Gelet op de recidive, de ernst van de strafbare feiten en de rol die de verdachte daarbij heeft gespeeld acht de rechtbank een dergelijke straf niet passend. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het gaat om meerdere explosies, die met een ogenschijnlijk gemak zijn uitgevoerd en die buitengewoon schadelijke gevolgen hebben voor de personen die in de woning aanwezig waren.
De rechtbank ziet wel aanleiding om een gedeelte van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte relatief jong is. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd, met uitzondering van de inname van medicatie. De noodzaak daarvan is onvoldoende komen vast te staan. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de bijzondere voorwaarden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
De vorderingen
[benadeelde partij 1], bewoonster van de woning aan [adres 2], heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij vordert een vergoeding van € 1.550 aan materiële schade aan het laminaat, een kast, planten en potten.
Ook [naam gezin] van [adres 3] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Het gaat hierbij om [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], hun dochter, [benadeelde partij 4] en hun zoons [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7]. Zij vorderen allen een vergoeding van immateriële schade van € 5.000. Daarnaast vordert [benadeelde partij 2] een vergoeding van materiële schade van € 35.245 in verband met coaching/ begeleiding en € 1.815 voor het aanleggen van een beveiligingssysteem.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om de vordering van [benadeelde partij 1] te matigen, omdat deze vordering niet is onderbouwd. Omdat op grond van het dossier wel materiële schade kan worden vastgesteld, acht de officier van justitie de toekenning van een bedrag van € 650 redelijk en billijk.
De officier van justitie acht de vorderingen tot vergoeding van de immateriële schade van [naam gezin] voldoende onderbouwd en vordert volledige toewijzing van de vorderingen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Dat geldt ook voor de kosten van het aanleggen van een beveiligingssysteem. Voor wat betreft de door [benadeelde partij 2] gevorderde materiële schade, bestaande uit de kosten voor coaching en begeleiding, ligt dat complexer. Dat komt onder andere omdat er geen inzicht bestaat in de behandeling en het aantal (geclaimde en toekomstige) uren. Ook heeft [benadeelde partij 2] al langer psychische problemen.
8.3.
Standpunt verdediging
De vordering van [benadeelde partij 1] is niet met stukken onderbouwd. Ook de verdediging acht de kosten voor coaching/ begeleiding [benadeelde partij 2] te complex. Deze vorderingen dienen daarom niet ontvankelijk te worden verklaard. Verder verzoekt de verdediging om de vergoeding van de immateriële schade te matigen tot
€ 3.000, omdat dat bedrag meer aansluit bij de toekenning in andere zaken. Bovendien is er eerder een aanslag gepleegd op de coffeeshop van [benadeelde partij 3] in [plaatsnaam 2]. Daar was hij volgens zijn verklaring in het dossier niet van onder de indruk.
8.4.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank stelt de materiële schade van [benadeelde partij 1] op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vast op € 650, zodat de vordering tot dit bedrag wordt toegewezen.
De door [naam gezin] gevorderde immateriële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen van de gezinsleden zullen daarom voor ieder afzonderlijk worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000.
[benadeelde partij 2] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het deel van de vordering dat ziet op de coaching en begeleiding geldt dat de vraag of de schade rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit nader onderzoek en nadere behandeling vereist. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de beveiligingskosten merkt de rechtbank op dat niet gebleken is van causaal verband met de ten aanzien van de verdachte bewezen verklaarde feiten. Ook dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding wordt toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 16 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], een schadevergoeding betalen van € 650, te vermeerderen met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. De verdachte moet de benadeelde partijen, [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] ieder afzonderlijk een schadevergoeding betalen van € 3.000, te vermeerderen met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
In alle gevallen wordt tevens de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoedingen wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie acht tenuitvoerlegging van de eerder bij vonnis van 28 juli 2020 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden niet meer opportuun. De rechtbank volgt daarin de officier van justitie en wijst de vordering tenuitvoerlegging met het parketnummer 10-660086-20 af.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 57, 157 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zesentwintig (26) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes (6) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
twee (2) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener voor zijn problematiek zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
4. de veroordeelde werkt mee aan de ambulante begeleiding van Middin of een soortgelijke instantie, gericht op het op orde krijgen van zijn praktische zaken.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
[benadeelde partij 1]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 650 (zegge: zeshonderd vijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 650(hoofdsom,
zegge zeshonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 650 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
13 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[benadeelde partij 2]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 3.000 (zegge: drie duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 3.000(hoofdsom,
zegge drie duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 3.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ieder van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7], te betalen een bedrag van
€ 3.000 (zegge: drie duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en
[benadeelde partij 7] te betalen
€ 3.000(hoofdsom,
zegge drie duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 28 juli 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2023 tot en met 17 september 2023 te [plaatsnaam 1],
meermalen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
door een of meer stukken (knal)vuurwerk (Cobra6), althans brandbaar en/of explosief materiaal, tegen/bij de woningen gelegen aan [adres 3] en/of [adres 2] te plakken/plaatsen en/of aan te steken en/of door de brievenbus van die woningen te gooien
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde en/ of omliggende woningen en/ of de in die woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woningen en/ of voor de in die nabijgelegen woningen aanwezige personen en/ of passanten, in elk geval levensgevaar
te duchten was;
2
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2023 tot en met 17 september 2023 te [plaatsnaam 1],
meermalen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer woningen gelegen aan [adres 3] en/ of [adres 2], in elk geval een gebouw
dat geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd en/ of onbruikbaar gemaakt
door een of meer stukken (knal)vuurwerk (Cobra6), althans brandbaar en/of explosief materiaal, tegen/bij die woningen te plakken/plaatsen en/ of aan te steken en/ of door de brievenbus van die woningen te gooien;