ECLI:NL:RBROT:2024:2690
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake ongeldig verklaring rijbewijs door CBR na bezwaar
Op 3 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening na de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verzoeker door het CBR, welke inging op 18 oktober 2023. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze ongeldigverklaring en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Op 18 maart 2024 heeft het CBR het bezwaar van de verzoeker gegrond verklaard, wat betekent dat het CBR heeft erkend dat de ongeldigverklaring onterecht was.
Na de gegrondverklaring heeft de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, maar vroeg hij wel om een proceskostenveroordeling van het CBR. De voorzieningenrechter heeft het CBR in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Het CBR heeft aangegeven zich te conformeren aan de uitspraak van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, omdat het CBR aan de verzoeker tegemoet was gekomen. De proceskosten zijn berekend op € 875,- voor de proceshandeling van de gemachtigde van de verzoeker, plus het griffierecht van € 187,- dat het CBR aan de verzoeker moet vergoeden. De voorzieningenrechter heeft het CBR veroordeeld tot betaling van deze kosten aan de verzoeker. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 april 2024.