In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en twee gedaagden, waarvan de eerste gedaagde een cinewall had achtergelaten na het beëindigen van de huur. De eiser, Woonbron, vorderde betaling van € 305,65 voor de kosten van het verwijderen van de cinewall, die door Woonbron zelf was verwijderd nadat de gedaagde niet tijdig had gereageerd op de mogelijkheid om deze te verwijderen. De gedaagde had tot 9 augustus 2022 de woning gehuurd en was op de hoogte van de afspraken omtrent de verwijdering van de cinewall. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de cinewall had moeten verwijderen binnen de gestelde termijn en dat de kosten die Woonbron in rekening had gebracht terecht waren. De eis tegen de tweede gedaagde werd afgewezen, omdat er geen bewijs was dat zij als medehuurder kon worden aangemerkt. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten toegewezen aan Woonbron, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.