ECLI:NL:RBROT:2024:2675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10/207013-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoeren en opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne met een gewicht van 981 gram

Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van 981 gram cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 augustus 2023, na een schietpartij in Rotterdam, 981 gram cocaïne in zijn tas had, die hij bij een beroving verloor. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/207013-23
Datum uitspraak: 20 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in [naam detentie-instantie] ,
raadsvrouw mr. D.K. Roelofsen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte het blok cocaïne bij zich heeft gedragen in de tas. Indien door de rechtbank wordt vastgesteld dat er wel cocaïne in de tas zat, dan geldt subsidiair dat de verdachte hier geen wetenschap van heeft gehad en dient hij ook om die reden te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 10 augustus 2023 vond er omstreeks 22:00 uur een schietpartij plaats aan de [locatie delict] te Rotterdam. Kort na de schietpartij werd door de verbalisanten vlak voor het portiek waar de schietpartij had plaatsgevonden een bruin pakket aangetroffen, omwikkeld in doorzichtig folie. Later onderzoek door het NFI wees uit dat dit pakket 981 gram cocaïne inhield.
De camerabeelden van het portiek zijn veiliggesteld en uitgekeken en daaruit is gebleken dat de verdachte even voor de schietpartij het portiek aan de [locatie delict] te Rotterdam binnen ging met een bruine tas en binnen in het portiek, onder bedreiging van een vuurwapen, door twee mannen van een rode plastic tas met opdruk Dirk die in zijn bruine tas zat werd beroofd.
De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij in het portiek is geweest en daar is overvallen, maar wil verder geen verklaring afleggen.
Uit de camerabeelden bleek verder dat de mannen die verdachte beroofden na het wegnemen van de rode plastic tas naar buiten, het portiek uit, en verder weg vluchtten en dat er werd geschoten vanaf buiten het portiek. Het blok cocaïne is op ongeveer twee meter afstand, direct rechts naast het portiek waar de beroving had plaatsgevonden aangetroffen. Die locatie ligt op de vluchtroute van de mannen die de tas hebben weggenomen van verdachte.
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, waarbij de verdachte in omstandigheden is aangetroffen die schreeuwen om een uitleg en bij het uitblijven van een aannemelijke verklaring hierover van de verdachte, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte op 10 augustus 2023 981 gram cocaïne heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad in de tas die hij bij zich had en waarvan hij is beroofd.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 augustus 2023 te Rotterdam
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 981 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 10 augustus 2023 981 gram cocaïne vervoerd en opzettelijk aanwezig gehad. De verdachte heeft hiermee bedoeld een wezenlijke bijdrage te leveren aan de handel in verdovende middelen. De handel in en het gebruik van harddrugs leidt tot veel problemen in de maatschappij. De handel gaat vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten en het witwassen van geld dat met de handel wordt verdiend. Het gebruik van cocaïne heeft ook grote gezondheidsrisico’s. Het is namelijk erg verslavend en kan bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Zinnen, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en A.M.H. Geerars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Blom-den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 981 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.