ECLI:NL:RBROT:2024:2674

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10/281370-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne en voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1967, die ten laste was gelegd dat hij op 16 oktober 2023 te Hoogvliet, samen met een medeverdachte, opzettelijk een grote hoeveelheid cocaïne aanwezig heeft gehad en voorbereidingshandelingen heeft verricht. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 60 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 42 maanden op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan het voorhanden hebben van ruim 51 kilo cocaïne, en dat zij zich ook schuldig hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en andere bewijsmiddelen die aantoonden dat de verdachte en zijn medeverdachte betrokken waren bij het lossen van de cocaïne uit een vrachtwagen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet geloofwaardig had verklaard dat hij niet op de hoogte was van de cocaïne en dat zijn aanwezigheid in de loods niet toevallig was. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/281370-23
Datum uitspraak: 20 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. O. Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de (primair) ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten. Weliswaar heeft de verdachte bekend dat hij op 16 oktober 2023 in de loods aan de [adres delict] is geweest, maar hij wist niets van de cocaïne en is daar verder ook niet bij betrokken geweest. Het slechts aanwezig zijn in de loods en het openen van de toegangspoort is onvoldoende om daaruit wetenschap te destilleren.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 16 oktober 2023, omstreeks 15:05 uur, komt bij de politie een melding binnen van een roofoverval in een loods aan de [adres delict] te Hoogvliet. Mannen met bivakmutsen zouden bezig zijn met het inladen van een grote hoeveelheid pakken/goederen in twee voertuigen. Als de verbalisanten ter plaatse komen is de overval voorbij en zien zij voor de roldeur van de loods tien ingetapete blokken liggen. In de loods worden door de verbalisanten in totaal 47 ingetapete blokken aangetroffen en meerdere lege verhuisdozen van de Gamma. De blokken zijn later door het NFI positief getest op in totaal ruim 51 kilo cocaïne. In de loods stond ook een Toyota Yaris met kenteken [kentekennummer] , die op naam staat van de dochter van de verdachte [naam verdachte] (hierna: [naam verdachte] ). Verder werden er een bodywarmer en een jas aangetroffen, waarop - naar later onderzoek door het NFI - DNA van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) is aangetroffen.
[naam verdachte] heeft verklaard dat hij op 16 oktober 2023 aanwezig is geweest in de loods aan de [adres delict] te Hoogvliet. Iemand had hem gevraagd om te helpen met lossen. Hij is met de hierboven beschreven Toyota Yaris naar de [adres delict] gereden. Toen de vrachtwagen aan kwam heeft hij de toegangspoort geopend. Vervolgens is hij in de loods gaan zitten en heeft hij verder niets meer gezien of gedaan.
Naast hetgeen hierboven reeds is overwogen, bevinden zich in het dossier ook processen-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden. Daaruit blijkt dat er op de camerabeelden steeds twee mannen te zien zijn, man 1 en man 2. De rechtbank gaat er vanuit dat man 2 [naam verdachte] is, gelet op de verklaring van [naam verdachte] zelf en de herkenning door de verbalisanten. Over man 1 is door de verbalisanten opgenomen dat de uiterlijke kenmerken van deze persoon overeen komen met de uiterlijke kenmerken van [medeverdachte] . Nu naast deze herkenning er ook DNA van [medeverdachte] is aangetroffen op kledingstukken aangetroffen in de loods, is de rechtbank van oordeel dat man 1 [medeverdachte] is.
Te zien is dat [naam verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] om 12:49:30 uur aan komen lopen bij de [adres delict] . [naam verdachte] opent de poort, waarna beide mannen het terrein oplopen. Om 13:55:35 uur komt de in de loods aangetroffen Toyota Yaris met een vrachtwagen met oplegger aangereden bij de loods. [naam verdachte] doet de schuifpoort open en om 13:56:05 uur rijden zowel de Toyota als de vrachtwagen het terrein op. Daarna wordt de schuifpoort weer dichtgedaan door [naam verdachte] . Om 13:58:30 uur, op het moment dat [naam verdachte] en de vrachtwagen met oplegger in de loods zijn, gaat de roldeur van de loods dicht. Om 15:00:12 uur gaat de roldeur van de loods weer open en loopt [naam verdachte] naar de schuifpoort, opent deze en daarna rijdt de vrachtwagen uit de loods. Om 15:00:59 uur komen er vier mannen het binnenterrein opgerend en rent [naam verdachte] weg. Op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte] niet veel later uit een raam van het kantoorgedeelte van de loods klimt en wegrent.
Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat [naam verdachte] en [medeverdachte] , ruim een uur voordat de vrachtwagen bij de loods aan kwam, al in de loods aanwezig waren. Verder kan worden vastgesteld dat [naam verdachte] en [medeverdachte] meer dan een uur in de loods zijn geweest op het moment dat de cocaïne uit de oplegger werd gehaald. Daarbij is het volstrekt ongeloofwaardig dat [naam verdachte] - zoals hij zelf zegt - niet heeft gezien wat er is uitgeladen. Daarbij verdient ook nog opmerking dat er buiten [naam verdachte] en [medeverdachte] , geen andere personen op de camerabeelden zijn gezien.
Verder blijkt uit het onderzoek aan de telefoon van [naam verdachte] dat hij op 12 oktober 2023, vier dagen voor het uitladen van de vrachtwagen, al een bericht naar ene ‘ [persoon A] ’ stuurt met het adres ‘ [adres 2] Hoogvliet’. De rechtbank gaat er vanuit dat hiermee wordt bedoeld [adres delict] te Hoogvliet. Verder is nog opvallend dat er in de Toyota Yaris in de kofferbak een betonschaar is aangetroffen met daaraan een kaartje van de gamma.
De rechtbank is gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat [naam verdachte] en [medeverdachte] op 16 oktober 2023 naar de loods aan de [adres delict] in Hoogvliet zijn gegaan, de vrachtwagen daar naartoe te hebben geleid om daar de inhoud van de oplegger van de vrachtwagen, namelijk blokken cocaïne, te lossen. Daardoor hebben zij zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van ruim 51 kilo cocaïne. Daarnaast hebben zij zich schuldig gemaakt aan de voorbereidingshandelingen daartoe.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het primair onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde feit samen met de medeverdachte [medeverdachte] heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair)
hij op 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
hij op 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk afleveren,
verstrekken
van een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
door de schuifpoort van het bedrijfspand aan de [adres delict] te openen en/of (om
vervolgens) een vrachtwagen met oplegger het terrein van dat bedrijfspand op te
laten rijden en/of (vervolgens) de schuifpoort te sluiten en/of die schuifpoort op
slot te doen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
feit 1: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
en
feit 2: medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderden, zich en/of een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van ruim 51 kilo cocaïne. Daarnaast hebben zij zich schuldig gemaakt aan de voorbereidingshandelingen daartoe.
De verdachte heeft hiermee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de handel in verdovende middelen. De handel in en het gebruik van harddrugs leidt tot veel problemen in de maatschappij. Het gebruik van cocaïne heeft grote gezondheidsrisico’s heeft. Het is namelijk erg verslavend en kan bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. Daarnaast gaat de handel vaak gepaard met diverse vormen van zware georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten. Niet zelden loopt een drugsdeal uit de hand, met alle (dodelijke) gevolgen van dien. Dat blijkt ook uit deze zaak, waarbij de aflevering is uitgelopen op een ripdeal/overval.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair onder 1 ten laste gelegde feit en het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Zinnen, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Blom-den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 16 oktober 2023 te
Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op of
omstreeks 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest,
door de schuifpoort van het bedrijfspand aan de [adres delict] te openen en/of (om
vervolgens) een vrachtwagen met oplegger het terrein van dat bedrijfspand op te
laten rijden en/of (vervolgens) de schuifpoort te sluiten en/of die schuifpoort op
slot te doen;
2
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door de schuifpoort van het bedrijfspand aan de [adres delict] te openen en/of (om
vervolgens) een vrachtwagen met oplegger het terrein van dat bedrijfspand op te
laten rijden en/of (vervolgens) de schuifpoort te sluiten en/of die schuifpoort op
slot te doen.