4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair)
hij op 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
hij op 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- het opzettelijk afleveren,
verstrekken
van een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
door de schuifpoort van het bedrijfspand aan de [adres delict] te openen en/of (om
vervolgens) een vrachtwagen met oplegger het terrein van dat bedrijfspand op te
laten rijden en/of (vervolgens) de schuifpoort te sluiten en/of die schuifpoort op
slot te doen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.