Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 december 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de akte bewijs met bijlagen van [eiseres] ;
- de mondelinge reactie van [gedaagde 1] c.s.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2024, staat de vraag centraal of er rechtsgeldig opdracht is gegeven voor de gefactureerde werkzaamheden aan een Komatsu en de huur van een vervangende vorkheftruck. De eiseres, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder E.S.A. Wiggers, heeft de gedaagden, voormalig vennoten van een ontbonden vennootschap onder firma, aangeklaagd. De procedure omvatte een bewijsopdracht die aan de eiseres was gegeven in een eerder tussenvonnis van 15 december 2023. De eiseres diende bewijs te leveren dat de gedaagden opdracht hadden gegeven voor de werkzaamheden.
De eiseres heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een werkbon en betalingsbewijs, waaruit zou blijken dat de werkzaamheden op 16 april 2018 zijn verricht en dat de factuur door de vennootschap was voldaan. De gedaagden hebben echter betwist dat zij opdracht hebben gegeven voor de werkzaamheden en hebben aangevoerd dat de Komatsu zonder hun medeweten op hun naam is gezet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het enkele feit dat een eerdere factuur is betaald, niet automatisch betekent dat de daaropvolgende facturen ook verschuldigd zijn. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres niet heeft aangetoond dat er rechtsgeldig opdracht is gegeven voor de werkzaamheden.
Uiteindelijk concludeert de kantonrechter dat de eiseres niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. De gedaagden worden veroordeeld tot betaling van slechts één factuur van € 133,57 voor een Mitsubishi, met een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 40,-. De rente wordt toegewezen over het verschuldigde bedrag vanaf 3 maart 2019. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.