Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 januari 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating van Havensteder;
- de e-mail met bijlagen van [gedaagde] van 2 februari 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Havensteder, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gevorderd vanwege een huurachterstand. In een eerder tussenvonnis van 12 januari 2024 was de gedaagde al veroordeeld tot betaling van de huurachterstand tot en met september 2023, maar de beslissing over de ontbinding en ontruiming was aangehouden in afwachting van een mogelijke betalingsregeling. Havensteder handhaafde haar eis, omdat de gedaagde geen contact had opgenomen voor een betalingsregeling en de huurachterstand niet had voldaan.
De gedaagde stelde in een e-mail dat hij wel contact had gelegd en een betaling had gedaan, maar de kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand aanzienlijk was en dat de gedaagde niet had aangetoond dat er een aflossingstraject was gestart. De kantonrechter overwoog dat de verhuurder de rechter kan verzoeken om de huurovereenkomst te ontbinden als de huurder de huur niet tijdig betaalt. Aangezien de huurachterstand meer dan drie maanden bedroeg, was er voldoende grond voor ontbinding.
De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen en de gedaagde veroordeeld om binnen 14 dagen de woning te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huur tot aan de ontruiming en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde direct aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan hij hiertegen in hoger beroep gaan.