In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Mourik Services B.V. De werknemer eiste dat hij weer zou worden toegelaten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden als [functie] op de locaties Shell Moerdijk en Cabot, na een periode van vrijstelling van werk. De werkgever had de werknemer op 10 januari 2023 vrijgesteld van werk na het beëindigen van een onderhoudscontract op de locatie Shell Pernis. De werknemer had eerder een ontslagaanvraag bij het UWV, die was afgewezen, en er was geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2023 werd duidelijk dat de werknemer sinds 3 oktober 2005 bij Mourik werkzaam was en dat zijn werkzaamheden waren gewijzigd door het nieuwe contract op de locatie Shell Moerdijk. De werkgever had de werknemer andere functies aangeboden, maar deze waren door de werknemer geweigerd. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever zich als een goed werkgever had gedragen en dat de werknemer niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op de gevraagde werkzaamheden. De kantonrechter wees de eis van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten, die tot dat moment op € 925,- werden vastgesteld.
De beslissing van de kantonrechter is gebaseerd op de overweging dat de werknemer in staat was om zijn werkzaamheden uit te voeren en dat de aangeboden werkzaamheden niet wezenlijk verschilden van zijn eerdere taken. De kantonrechter concludeerde dat er geen spoed was voor de gevraagde voorziening, aangezien de werknemer zijn volledige salaris doorbetaald kreeg en de werkgever passende werkzaamheden had aangeboden.