ECLI:NL:RBROT:2024:258

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
10817121 \ VV EXPL 23-589
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een kort geding over de tewerkstelling van een werknemer na beëindiging van een onderhoudscontract

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Mourik Services B.V. De werknemer eiste dat hij weer zou worden toegelaten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden als [functie] op de locaties Shell Moerdijk en Cabot, na een periode van vrijstelling van werk. De werkgever had de werknemer op 10 januari 2023 vrijgesteld van werk na het beëindigen van een onderhoudscontract op de locatie Shell Pernis. De werknemer had eerder een ontslagaanvraag bij het UWV, die was afgewezen, en er was geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2023 werd duidelijk dat de werknemer sinds 3 oktober 2005 bij Mourik werkzaam was en dat zijn werkzaamheden waren gewijzigd door het nieuwe contract op de locatie Shell Moerdijk. De werkgever had de werknemer andere functies aangeboden, maar deze waren door de werknemer geweigerd. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever zich als een goed werkgever had gedragen en dat de werknemer niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op de gevraagde werkzaamheden. De kantonrechter wees de eis van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten, die tot dat moment op € 925,- werden vastgesteld.

De beslissing van de kantonrechter is gebaseerd op de overweging dat de werknemer in staat was om zijn werkzaamheden uit te voeren en dat de aangeboden werkzaamheden niet wezenlijk verschilden van zijn eerdere taken. De kantonrechter concludeerde dat er geen spoed was voor de gevraagde voorziening, aangezien de werknemer zijn volledige salaris doorbetaald kreeg en de werkgever passende werkzaamheden had aangeboden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10817121 \ VV EXPL 23-589
datum uitspraak: 8 januari 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S.O. Voogt
tegen
Mourik Services B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.M. de Bruijn.
De partijen worden ‘ [eiser] ’ en ‘Mourik’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 december 2023, met producties;
  • de brief van Mourik van 14 december 2023, met producties;
  • de brief van [eiser] van 15 december 2023, met producties;
  • de pleitnotitie van Mourik,
  • de pleitnotitie van [eiser] .
1.2.
Op 18 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. [eiser] was daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. S.O. Voogt. Namens Mourik waren daarbij aanwezig [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] , bijgestaan door mr. W.M. de Bruijn.

2.De feiten

2.1.
[eiser] werkt sinds 3 oktober 2005 voor 40 uur (1 fte) per week bij Mourik. Vanaf 31 december 2018 is hij werkzaam als [functie] (hierna: [functie] ). [eiser] werkte als [functie] op verschillende locaties, namelijk bij Shell Pernis, Shell Mourdijk en Cabot.
2.2.
Het werk van [eiser] op de locatie Shell Pernis eindigde op 1 januari 2023, omdat het onderhoudscontract was beëindigd voor die locatie. Mourik heeft [eiser] vervolgens op 10 januari 2023 vrijgesteld van werk, met uitzondering van zijn werk voor Cabot. Mourik heeft daarna bij het UWV het ontslag van [eiser] aangevraagd, omdat de functie van [eiser] volgens haar was komen te vervallen. Het UWV heeft deze ontslagaanvraag in het besluit van 30 juni 2023 afgewezen, omdat Mourik onvoldoende heeft onderbouwd dat structureel één of meer arbeidsplaatsen vervielen. Mourik heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit en ook niet een ontslagverzoek ingediend bij de kantonrechter.
2.3.
Partijen zijn eind augustus 2023 met elkaar in gesprek gegaan over de tewerkstelling van [eiser] . [eiser] heeft aangegeven dat hij weer aan de slag wil als [functie] op de locaties Shell Moerdijk en Cabot. Mourik heeft dit, kort gezegd, geweigerd, omdat een andere persoon ( [persoon D] ) de functie van [functie] verricht op de locatie Shell Moerdijk en het werk daar is gewijzigd. Mourik heeft [eiser] andere functies aangeboden, maar die heeft [eiser] geweigerd.
2.4.
Mourik heeft [eiser] vervolgens op 11 oktober 2023 aangeboden dat [eiser] als [functie] aan het werk kan op de locaties Cabot en Shell Moerdijk en dat hij daar de verantwoordelijkheid krijgt voor de cleaning activiteiten, dit in overeenstemming met zijn werkervaring. Daarnaast verwacht Mourik dat [eiser] dan zijn focus zal leggen op het uitbreiden van de locatie Cabot en het terugkrijgen van de werkzaamheden op de locatie Shell Pernis. [eiser] heeft deze functie geweigerd.
2.5.
[eiser] werkt op dit moment alleen nog op de locatie Cabot voor 0,2 fte.

3.De eis en het verweer

3.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij, op zijn werkzaamheden voor Cabot na, is vrijgesteld van werk. Volgens [eiser] werkte hij in 2022 als [functie] op de locaties Shell Moerdijk voor 0,4 fte, Shell Pernis voor 0,4 fte en Cabot voor 0,2 fte en heeft het UWV geoordeeld dat hij nog steeds [functie] is op de locaties Shell Moerdijk en Cabot. [eiser] wil daarom weer worden toegelaten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden als [functie] , met in ieder geval 0,4 fte op de locatie Shell Moerdijk. Ondanks het wegvallen van de werkzaamheden op de locatie Shell Pernis is dit volgens [eiser] mogelijk, omdat het contract van de locatie Shell Moerdijk is uitgebreid.
3.2.
[eiser] eist daarom samengevat:
  • Mourik te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis zonder belemmering of beperking [eiser] toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden als [functie] met de daarbij behorende verantwoordelijkheden en rapportagelijnen, waaronder minimaal voor 0,4 fte op de locatie Moerdijk met de daarbij behorende verantwoordelijkheden en rapportagelijnen, op straffe van een dwangsom;
  • Mourik te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3.
Mourik stelt zich op het standpunt dat de eis moet worden afgewezen en legt daaraan, samengevat, het volgende ten grondslag. Ten eerste is er volgens Mourik geen spoed, omdat [eiser] in staat is gesteld om zijn werkzaamheden als [functie] uit te voeren, ook op de locatie Shell Moerdijk. Daarnaast is [eiser] nooit aangesteld als [functie] voor een specifieke locatie en is hij in de praktijk niet voor 0,4 fte werkzaam geweest op de locatie Shell Moerdijk, maar werkte hij voornamelijk voor de locatie Shell Pernis. De werkzaamheden op de locatie Shell Moerdijk zijn per 1 januari 2023 door een nieuw contract aanzienlijk gewijzigd en ook uitgebreid met ‘mechanisch en civiel’. Vanaf die datum was er geen separate aansturing voor de activiteit cleaning meer nodig door een [functie] . De werkzaamheden die [eiser] claimt, zijn nooit zijn bedongen werkzaamheden geweest. Mourik heeft naar een passend alternatief gezocht voor [eiser] , maar [eiser] wil nergens aan meewerken.

4.De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Mourik als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
De toewijsbaarheid van een vordering van een werknemer om in de gelegenheid gesteld te worden de overeengekomen arbeid (of andere passende arbeid) te verrichten, moet worden beoordeeld aan de hand van de algemene maatstaf van artikel 7:611 BW, waarin is vastgelegd dat een werkgever verplicht is zich als een goed werkgever te gedragen.
4.3.
Hoewel [eiser] een groot belang heeft om weer aan het werk te gaan, is de kantonrechter van oordeel dat het niet aannemelijk is dat in een gewone procedure geoordeeld zal worden dat Mourik zich, wat betreft de tewerkstelling na het besluit van 30 juni 2023 van het UWV, niet als een goed werkgever heeft gedragen.
Ten eerste weegt bij dit oordeel mee dat de werkzaamheden die [eiser] in 2022 uitvoerde in feite niet meer volledig bestaan door het wegvallen van de locatie Shell Pernis en het nieuwe uitgebreide contract voor de locatie Shell Moerdijk. Mourik heeft voldoende onderbouwd dat door dit nieuwe contract de werkzaamheden zijn veranderd op de locatie Shell Moerdijk, omdat de aard van werkzaamheden en daarmee de omzet en het aantal werknemers aanzienlijk zijn toegenomen. Zij vindt [eiser] , gezien zijn werkervaring enkel in de activiteit cleaning, niet geschikt als [functie] ten aanzien van het gehele nieuwe contract.
Daarnaast weegt mee dat Mourik [eiser] in staat heeft gesteld om werkzaamheden als [functie] uit te voeren, ook op de locatie Shell Moerdijk. [eiser] heeft deze werkzaamheden geweigerd, omdat hij het niet eens is met de wijze waarop hij bij de locatie Shell Moerdijk zal moeten rapporteren, namelijk aan de locatiemanager (de heer [persoon E] ) in plaats van aan de heer [persoon B] . De kantonrechter is echter van oordeel dat het enkele feit dat [eiser] het niet eens is met de rapportagelijnen, onvoldoende reden is om de aangeboden werkzaamheden te weigeren. [eiser] betwist immers niet dat de aangeboden werkzaamheden met de activiteit cleaning dezelfde zijn als wat hij eerst deed. Ook betwist [eiser] niet dat het uitbreiden van de locatie Cabot en acquisitie van de werkzaamheden op Shell Pernis, werkzaamheden zijn voor een [functie] . Mourik heeft daarnaast toegelicht dat zij het geen probleem vindt als [eiser] wel beoordeeld wordt door de heer [persoon B] . Dat sprake is van demotie, wat [eiser] stelt, is onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.4.
Tegen deze achtergrond is het niet aannemelijk dat de eis in een gewone procedure zal worden toegewezen. Daarbij geldt dat door het aanbod van passende werkzaamheden door Mourik de gestelde spoed ontbreekt. [eiser] kan immers aan het werk gaan, zijn volledige salaris wordt doorbetaald. De eis van [eiser] wordt daarom afgewezen.
4.5.
[eiser] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Mourik tot vandaag vast op € 793,- aan salaris voor de gemachtigde en € 132,- aan nakosten. Dit is totaal € 925,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de eis af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van Mourik tot vandaag worden vastgesteld op € 925,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688