Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een inbewaringstelling op verzoek van het CIZ. Het verzoekschrift van het CIZ was op 4 maart 2024 ingekomen, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend. De beschikking tot inbewaringstelling van de burgemeester was op 29 februari 2024 afgegeven en had een geldigheidsduur van maximaal 3 dagen. Aangezien de inbewaringstelling in het weekend afliep, was de termijn verlengd tot maandag 4 maart 2024 om 11:39 uur. Het CIZ had voor deze tijd een verzoek moeten indienen, maar dit was niet gebeurd door een storing die de verzending van de verzoeken had beïnvloed. Het verzoek werd pas op 4 maart om 16:42 uur opnieuw ingediend, wat meer dan 5 uur na het verstrijken van de termijn was. Hierdoor was de rechtbank van oordeel dat de inbewaringstelling was vervallen en dat een verlenging niet meer mogelijk was. De rechtbank verklaarde het CIZ niet-ontvankelijk in het verzoek. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.