ECLI:NL:RBROT:2024:2570

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
10834876 VZ VERZ 10215
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een leer-/arbeidsovereenkomst zonder rechtsgeldige ontbindende voorwaarde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Technische Unie B.V. Het geschil betreft de ontbinding van een leer-/arbeidsovereenkomst. [verzoeker] was in dienst bij Technische Unie op basis van een leer-/arbeidsovereenkomst die meerdere keren was verlengd. De arbeidsovereenkomst is beëindigd door Technische Unie, die stelde dat er een ontbindende voorwaarde was overeengekomen die het bestaan van de arbeidsovereenkomst afhankelijk maakte van het volgen van een opleiding. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen rechtsgeldige ontbindende voorwaarde was overeengekomen, waardoor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door Technische Unie vernietigbaar was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst ook na de vermeende beëindiging bleef bestaan, en dat [verzoeker] recht heeft op loon vanaf 1 november 2023 tot de ontbindingsdatum van de arbeidsovereenkomst op 1 mei 2024. Daarnaast is Technische Unie veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en het verstrekken van salarisspecificaties. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10834876 VZ VERZ 23-10215
uitspraak: 5 maart 2024
beschikking van de kantonrechter
in de zaak van:
[verzoeker] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. F. Özer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Technische Unie B.V.,
vestigingsplaats: Amstelveen,
verweerster,
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur.
Partijen worden hierna mede aangeduid als [verzoeker] en Technische Unie.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift, met producties, dat op 13 december 2023 ter griffie is ontvangen;
 het verweerschrift, tevens houdende een (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek;
 het verweer tegen het voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de zijde van [verzoeker] ;
 de aanvullende producties van beide partijen;
 de spreekaantekeningen van mr. Dessaur.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 31 januari 2024, gelijktijdig met de behandeling van het kort geding met kenmerk 10836390 VV EXPL 23-620. Vervolgens is de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak op 20 februari 2024 voortgezet via Teams.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

De kern van het geschil

2.1.
[verzoeker] is op 1 september 2019 in dienst getreden bij Technische Unie, op basis van een leer-/arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomst is meerdere keren verlengd, voor het laatst op 22 juni 2023, tot 1 augustus 2024. De arbeidsovereenkomsten vermelden dat zij zijn aangegaan in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs. Ook is met ingang van 1 september 2023 een praktijkovereenkomst gesloten tussen drie partijen: [verzoeker] , Technische Unie en Stichting Albeda.
[verzoeker] is arbeidsongeschikt sinds augustus 2023. Bij brief van 2 oktober 2023 heeft Technische Unie [verzoeker] laten weten dat zij de arbeidsovereenkomst beëindigt. In deze brief geeft zij als reden voor de beëindiging: “
Hiermee bevestigen wij dat jouw BBL-arbeidsovereenkomst is beëindigd per 1 november 2023 als gevolg van het stoppen van je opleiding.
2..1.1. Volgens [verzoeker] kon Technische Unie de arbeidsovereenkomst niet beëindigen. Hij vordert daarom nu onder meer dat zijn loon wordt doorbetaald en dat hij – als hij weer arbeidsgeschikt is – wordt toegelaten tot zijn werk. Technische Unie zet daar tegenover dat partijen een ontbindende voorwaarde zijn overeengekomen, die erop neer komt dat het bestaan van de arbeidsovereenkomst afhankelijk is van het bestaan van een opleidingsovereenkomst. Zij heeft een beroep gedaan op deze voorwaarde. Voor het geval wordt beslist dat zij geen beroep kon doen op een ontbindende voorwaarde, vraagt Technische Unie ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
2.1.2.
De verzoeken van beide partijen zijn (deels) toewijsbaar. Hierna wordt uitgelegd waar de kantonrechter dat op baseert.
Ontbindende voorwaarde
2.2.
De vraag waar het in deze zaak dus om draait is of tussen partijen een geldige ontbindende voorwaarde is overeengekomen. Als dat zo is, dan is de overeenkomst rechtsgeldig beëindigd. Als dat niet zo is, kon Technische Unie er niet van uit gaan dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigde.
2.2.1.
Anders dan bij bijvoorbeeld een concurrentiebeding, bestaat voor een ontbindende voorwaarde niet het vereiste dat deze schriftelijk moet zijn overeengekomen, zoals Technische Unie ook aanvoert. Wel volgt uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat een ontbindende voorwaarde aan drie vereisten moet voldoen: zij moet verenigbaar zijn met het gesloten ontslagstelsel, de werkgever mag geen invloed kunnen uitoefenen op het intreden van de ontbindende voorwaarde en het moment van intreden moet objectief bepaalbaar zijn.
2.2.2.
In deze zaak is de ontbindende voorwaarde niet schriftelijk overeengekomen. In de gegeven omstandigheden had dit van Technische Unie wel mogen worden verwacht. Het gaat immers om een afspraak met vergaande gevolgen. Het moet, ook voor een werknemer zonder juridische achtergrond, glashelder zijn onder welke voorwaarden het eindigen van de opleiding een beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft. In dit geval heeft Stichting Albeda de opleiding wegens ziekte beëindigd (al dan niet op verzoek van [verzoeker] ) omdat het collegegeld dan nog kon worden terugbetaald. Het is de vraag of [verzoeker] zich toen realiseerde dat daarmee ook zijn arbeidsovereenkomst eindigde met voor hem ook mogelijk consequenties voor een eventuele ZW- of WW-uitkering. Nu is niet zonder meer duidelijk onder welke precieze voorwaarden het stoppen van de opleiding zou leiden tot het eindigen van de arbeidsovereenkomst. Onder deze omstandigheden is niet voldaan aan het hiervoor genoemde criterium dat voldoende objectief bepaald is wanneer de voorwaarde intreedt.
2.2.3.
Kortom: partijen zijn geen (rechtsgeldige) ontbindende voorwaarde overeengekomen. Dit betekent dat Technische Unie de arbeidsovereenkomst niet per 1 november 2023 kon beëindigen. Nu zij dit wel heeft gedaan, is sprake van een vernietigbare beëindiging. De opzegging van de arbeidsovereenkomst door Technische Unie zal hierna dan ook worden vernietigd. Het gevolg is dat de arbeidsovereenkomst ook na 1 november 2023 is blijven bestaan.
Salaris vanaf 1 november 2023
2.3.
Zoals hiervoor al is gezegd, is de arbeidsovereenkomst blijven bestaan. Dat betekent dat [verzoeker] ook na 1 november 2023 recht heeft op loon (tijdens ziekte). [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij niet alleen bedoeld heeft om een verklaring voor recht te vorderen op dit punt, maar ook een veroordeling tot betaling van loon. Technische Unie verklaarde dit ook zo te hebben begrepen. De (primaire) vordering van [verzoeker] op dit punt zal dan ook op de hierna te vermelden manier worden toegewezen.
2.3.1.
Technische Unie heeft nog als verweer aangevoerd, dat deze vordering moet worden afgewezen, omdat een verklaring als bedoeld in artikel 7:629a BW ontbreekt. Dit verweer wordt gepasseerd. Technische Unie betwist namelijk niet dat [verzoeker] arbeidsongeschikt is. [verzoeker] hoefde daarom geen deskundigenverklaring in het geding te brengen [1] .
Wettelijke verhoging
2.4.
[verzoeker] vordert ook wettelijke verhoging over het achterstallige loon. In de omstandigheden van deze zaak wordt aanleiding gezien om de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot 10%. In die beslissing speelt een rol dat de wettelijke verhoging vooral bedoeld is als een prikkel om het loon op tijd te betalen en niet zozeer als schadevergoeding. Ook speelt mee dat niet is gebleken dat Technische Unie om verwijtbare redenen geen loon meer heeft betaald.
Verstrekken salarisspecificaties
2.5.
Technische Unie is gehouden tot het verstrekken van salarisspecificaties [2] . Zij zal op de hierna te vermelden manier worden veroordeeld tot afgifte daarvan. De kantonrechter ziet geen aanleiding om hier een dwangsom aan te verbinden.
Tewerkstelling
2.6.
[verzoeker] heeft ook verzocht om hem toe te laten tot het werk. Tijdens de laatste mondelinge behandeling heeft hij echter desgevraagd verklaard dat hij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is. Mede gelet op hetgeen hierna wordt beslist over het ontbindingsverzoek van Technische Unie, wordt dit verzoek van [verzoeker] afgewezen.
Het tegenverzoek van Technische Unie
2.7.
De opzegging van de vernietiging heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst is blijven bestaan. Voor dat geval heeft Technische Unie verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
2.7.1.
De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst ontbinden wanneer sprake is van een redelijke grond en herplaatsing van [verzoeker] niet mogelijk is of niet in de rede ligt. De wet noemt in artikel 7:669 lid 3 BW onder de letters a tot en met i een aantal redelijke gronden voor ontbinding.
2.7.2.
Onder sub h van artikel 7:669 lid 3 BW worden als redelijke grond genoemd omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het betreft dan omstandigheden die anders zijn dan de onder a-g genoemde. De h-grond betreft als het ware een restcategorie.
2.7.3.
Volgens Technische Unie doen in deze zaak dergelijke omstandigheden zich voor. De arbeidsovereenkomst is inhoudsloos geraakt vanwege het ontbreken van een opleiding, aldus Technische Unie. [verzoeker] betwist dat de arbeidsovereenkomst inhoudsloos is geworden.
2.7.4.
Alhoewel partijen geen ontbindende voorwaarde zijn overeengekomen, is wel in voldoende mate komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomsten van [verzoeker] sinds 2019 onlosmakelijk zijn verbonden met het volgen van een opleiding. Technische Unie heeft ook onweersproken verklaard dat de arbeidsplaats van [verzoeker] een plek boven formatie is, die bedoeld is om mensen op te leiden en deze hopelijk daarna als werknemer in dienst te kunnen houden. De arbeidsplaats van [verzoeker] heeft daarmee een breder, maatschappelijk belang, namelijk het opleiden van (potentieel vakbekwame) MBO studenten. Daar kan Technische Unie nu geen invulling meer aan geven. Ook staat vast dat [verzoeker] dit studiejaar (2023-2024) nog niet naar school is geweest en dit schooljaar ook niet meer terug gaat naar school, vanwege zijn ziekte. En alhoewel de school mogelijk richting [verzoeker] heeft verklaard dat zijn opleiding ‘on hold’ zou worden gezet, heeft de school richting Technische Unie verklaard dat de opleiding is beëindigd [3] c.q. dat [verzoeker] is uitgeschreven. De kantonrechter is met Technische Unie van oordeel dat in deze omstandigheden sprake is van een inhoudsloze arbeidsovereenkomst, omdat het leeraspect gedurende een heel schooljaar ontbreekt. Dat [verzoeker] meer uren werkte dan in de driepartijen-overeenkomst [4] afgesproken en zelfstandig werkte, maakt dat oordeel niet anders.
2.7.5.
Van samenhang met een opzegverbod is geen sprake. [verzoeker] is weliswaar arbeidsongeschikt, maar daar hangt het verzoek tot ontbinding niet mee samen. Het cruciale punt is dat [verzoeker] geen opleiding meer volgt en dat is de hoofdreden waarom de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
2.7.6.
Gelet op dit alles is herplaatsing van [verzoeker] niet aan de orde. De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden.
Datum einde arbeidsovereenkomst
2.8.
Omdat de arbeidsovereenkomst dus wordt ontbonden, moet de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt worden bepaald. In deze zaak is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, zonder tussentijdse opzegmogelijkheid. Dat betekent dat de kantonrechter bepaalt op welke datum de arbeidsovereenkomst eindigt [5] . De kantonrechter vindt het redelijk om aansluiting te zoeken bij de regels die gelden voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst zal dus worden ontbonden met ingang van 1 mei 2024. Voor toekenning van een vergoeding in verband met deze tussentijdse ontbinding, wordt geen aanleiding gezien. Dit verzoek van [verzoeker] wordt daarom afgewezen.
Transitievergoeding
2.9.
[verzoeker] verzoekt betaling van de transitievergoeding. Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft een werknemer aanspraak op deze vergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt ontbonden. Daarvan is in deze zaak sprake. Technische Unie erkent dat zij de vergoeding aan [verzoeker] moet betalen, maar zij doet ten aanzien van de hoogte van de transitievergoeding een beroep op het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding.
Gelet op het bepaalde in artikel 4 van dit Besluit komen opleidingskosten die Technische Unie heeft betaald voor de BBL-opleiding onder voorwaarden in mindering op de transitievergoeding. Nu Technische Unie echter niet inzichtelijk heeft kunnen maken om welk bedrag het gaat, wordt haar beroep op verrekening gepasseerd en wordt de volledige transitievergoeding toegewezen, berekend tot 1 mei 2024.
2.9.1.
De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt afgewezen, omdat de vordering nog niet opeisbaar is en dus nog geen rente verschuldigd is.
Billijke vergoeding
2.10.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit al voort dat de feiten die de grondslag vormen voor de ontbinding niet aan Technische Unie kunnen worden verweten. Voor toekenning van een billijke vergoeding is dan ook geen plaats. Dit verzoek van [verzoeker] wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
2.11.
Gelet op de aard van deze procedure en de verhouding van partijen, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

3.Beslissing

De kantonrechter:

3.1.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Technische Unie op 2 oktober 2023, met ingang van 1 november 2023;
3.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst van partijen met ingang van 1 mei 2024;
3.3.
veroordeelt Technische Unie om aan [verzoeker] te betalen het loon van € 2.067,90 bruto per maand vanaf 1 november 2023 tot 1 mei 2024, te vermeerderen met vakantiebijslag en cao-verhogingen en ook te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% en met de wettelijke rente vanaf de data van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt Technische Unie om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 4.073,83 bruto aan wettelijke transitievergoeding;
3.5.
veroordeelt Technische Unie om aan [verzoeker] deugdelijke bruto-/nettospecificaties te vertrekken van de betalingen die uit deze beschikking voortvloeien;
3.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
3.7.
verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783

Voetnoten

1.Artikel 7:629a lid 2 BW
2.Artikel 7:626 BW
3.Productie 10 bij verzoekschrift
4.Productie 8 bij verzoekschrift
5.Artikel 7:671b lid 10 BW