Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1989, die momenteel verblijft in een GGZ-instelling. De officier van justitie heeft op 5 maart 2024 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, na een eerdere zorgmachtiging die op 13 oktober 2023 was verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2024 zijn de betrokkene en haar advocaat, mr. J.J. van Santbrink, verschenen, terwijl de officier van justitie niet aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een stoornis in het gebruik van middelen en een verstandelijke beperking. Het gedrag van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie voor verplichte zorg beoordeeld en enkele maatregelen goedgekeurd, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.
De rechtbank heeft ook het verzoek van de advocaat van de betrokkene om de duur van de zorgmachtiging te beperken tot zes maanden ingewilligd, omdat er momenteel geen psycholoog beschikbaar is voor een intensieve behandeling. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 13 september 2024, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te evalueren. De beschikking is mondeling gegeven door rechter S.L. Raphael en schriftelijk uitgewerkt op 28 maart 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.