In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, betreft het een kort geding waarin de huurder, aangeduid als [eiseres01], in beroep gaat tegen een vonnis van 19 oktober 2023. In dat vonnis werd de huurovereenkomst tussen [eiseres01] en [gedaagde01] ontbonden, en werd [eiseres01] veroordeeld om de woning binnen drie maanden te ontruimen. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [eiseres01] heeft in het kort geding verzocht om schorsing van de ontruiming totdat het hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag is behandeld. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de belangen van [gedaagde01] zwaarder wegen. De rechter oordeelde dat [eiseres01] onvoldoende heeft aangetoond dat er voor haar kinderen een noodsituatie zal ontstaan bij ontruiming, aangezien de kinderen ook bij hun vader kunnen verblijven. De kantonrechter heeft de eis van [eiseres01] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 661,-. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de proceskosten.