ECLI:NL:RBROT:2024:2541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
C/10/665951 / HA ZA 23-822
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een civiele zaak naar de kantonrechter wegens competentiegrenzen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 27 maart 2024 een vonnis uitgesproken in een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van een gemeenschap. De man, eiser in conventie en verweerder in reconventie, heeft vorderingen ingediend tegen de vrouw, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van beide partijen binnen de competentie van de kantonrechter vallen, aangezien de totale waarde van de vorderingen niet meer dan € 25.000,- bedraagt. De rechtbank heeft daarom besloten de zaak ambtshalve te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. De man vordert onder andere de afgifte van diverse goederen en betaling van schadevergoeding, terwijl de vrouw vordert dat de auto en het waterbed aan haar worden toegewezen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen tot verwijzing en heeft hen geïnformeerd dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting van de kantonrechter. Het vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rolrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/665951 / HA ZA 23-822
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.S.F. ten Kortenaar te Arnhem,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.J. Sparreboom te Spijkenisse.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 september 2023, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van 8 november 2023, met producties 1 tot en met 5;
  • de oproepingsbrieven van deze rechtbank van 21 november 2023;
  • het B8-formulier van de vrouw van 8 maart 2024 tegen zittingsdatum 21 maart 2024, met productie 6;
  • het bericht van de rechtbank aan partijen per e-mail van 14 maart 2024 vanwege het voornemen tot verwijzing van de zaak naar de sector kanton en te bepalen dat de zitting, gepland op 21 maart 2024, geen doorgang vindt, opdat partijen in de gelegenheid zijn te reageren op dat voornemen;
  • de reactie van de vrouw middels het B16-formulier en bijgevoegde brief van 15 maart 2024;
  • de reactie van de man middels het B16-formulier van 19 maart 2024;
  • het bericht van de rechtbank aan partijen van 20 maart 2024 dat het verwijzingsvonnis zo spoedig mogelijk volgt en dat de zitting, gepland op 21 maart 2024, geen doorgang vindt.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.De overwegingen

in conventie en reconventie

2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank (team handel en haven) moet de onderhavige zaak, gelet op het beloop van de vorderingen, verder worden behandeld en beslist door de kantonrechter. De rechtbank zal de zaak daarom ambtshalve verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. Hieronder wordt dat toegelicht.
2.2.
In conventie vordert de man – samengevat – de rechtbank (team handel en haven) om de vrouw te veroordelen:
I. om aan de man af te geven het dressoir, het tv-meubel, de salontafel, de vitrinekast, de eettafel, het koffieapparaat, de Soundbar-set, de Playstation, de persoonlijke documenten van de man en het waterbed, op straffe van een dwangsom wanneer de vrouw niet binnen twee dagen na betekening van het vonnis overgaat tot afgifte van de goederen, dan wel tot betaling van de waarde van voornoemde goederen ten bedrage van € 5.500,-;
II. om aan de man te betalen het aankoopbedrag van een in de dagvaarding nader gespecificeerde auto (hierna: de auto) van € 2.690,-; en
III. om aan de man te betalen de reparatiekosten voor de auto van € 2.000,-.
Daarnaast vordert de man de rechtbank om te bepalen dat beide partijen de eigen proceskosten moeten dragen vanwege het familierechtelijke karakter van de voorliggende procedure.
2.3.
In reconventie vordert de vrouw – samengevat – de rechtbank (team handel en haven) om de man te veroordelen:
I. om de auto en het waterbed, die tot een eenvoudige gemeenschap van partijen behoort, toe te delen aan de vrouw;
II. om binnen twee dagen na betekening van het vonnis tot afgifte over te gaan van de sleutels van de voordeur, beneden deur en brievenbus, behorende bij de in de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie nader gespecificeerde woning, op straffe van een dwangsom, dan wel de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen een schadevergoeding van € 45,-; en
III. in de proceskosten.
2.4.
De rechtbank heeft partijen met haar e-mail van 14 maart 2024 in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het verwijzen van deze zaak naar de sector kanton in deze rechtbank vanwege de hoogte van de vorderingen in zowel conventie als in reconventie. Partijen hebben zich hierover uitgelaten in hun reacties van 15 maart 2024 respectievelijk 19 maart 2024. Beiden refereren aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vraag of de zaak moet worden verwezen naar de sector kanton.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat de waarde van de vorderingen van de man in conventie gezamenlijk € 8.192,- bedragen en dat de vorderingen van de vrouw in reconventie gezamenlijk niet meer dan € 8.237,- bedragen, omdat haar vorderingen gedeeltelijk overlappen met die van de man en daarnaast nog € 45,- bedraagt. Beide vorderingen overschrijden dus niet de competentiegrens van € 25.000,-. Daardoor behoort de zaak tot de competentie van de kantonrechter (art. 93 sub a Rv).
2.6.
Op grond van artikel 71 lid 2 Rv moet de rechtbank de zaak dan ambtshalve verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. De rechtbank zal dat daarom ook doen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam, op
dinsdag 16 april 2024om
10:00 uur,
3.2.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.4.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.
[3718/638]