ECLI:NL:RBROT:2024:2539

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
10-212221-23, 10-250485-23 (gev. ttz), 10-304371-23 (gev. ttz) / TUL VV: 21-005128-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door middel van braak en inklimming met gevangenisstraf en terbeschikkingstelling

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 105 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De verdachte is vrijgesproken van diefstal met geweld wegens onvoldoende bewijs. De tenlastelegging omvatte diefstal door middel van braak en inklimming, waarbij de verdachte in woningen van kwetsbare slachtoffers heeft ingebroken en goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen. De verdachte heeft een geschiedenis van soortgelijke strafbare feiten en er zijn rapportages van deskundigen die wijzen op een combinatie van verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank heeft de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, maar heeft desondanks een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling noodzakelijk geacht voor de veiligheid van de samenleving. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 215,- aan schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-212221-23, 10-250485-23 (gev. ttz), 10-304371-23 (gev. ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 21-005128-18
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [locatie] .
Raadsman mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10-212221-23 (diefstal door middel van braak of verbreking, met geweld, subsidiair diefstal door middel van braak of verbreking), 10-250485-23 (diefstal) en 10-304371-23 (diefstal in een woning, met geweld). De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en van een doorlopende nummering voorzien.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A. van Rijswijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 189 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede terbeschikkingstelling van de verdachte met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 20 februari 2024;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel met één jaar in de zaak met parketnummer 21-005128-18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde, diefstal met braak met geweld, kan bewezen worden verklaard op basis van de aangifte en de resultaten van het forensisch onderzoek. De verdachte heeft verklaard dat hij in de woning van de aangever is geweest, maar hij heeft ontkend dat hij geweld heeft gebruikt. Die ontkennende verklaring ten aanzien van de geweldshandelingen is ongeloofwaardig omdat er DNA op de rugzijde van het T-shirt van de aangever is aangetroffen. Dat DNA matcht met het DNA van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
De aangever heeft verklaard dat de verdachte hem bij zijn polsen beetpakte en vanuit de gang meesleurde naar de woonkamer. Daar zou hij op de grond zijn gegooid en gedrukt.
Er is een DNA spoor van de verdachte aangetroffen op de bovenzijde en onderzijde van de rugkant van het shirt van de aangever.
De verdachte is ruim twee maanden na de diefstal aangehouden en verhoord. Hij heeft vanaf zijn eerste verhoor bij de politie de diefstal door middel van braak bekend, maar hij heeft ontkend dat hij daarbij geweld heeft gebruikt. De aangever zou volgens de verdachte zijn geschrokken door zijn aanwezigheid in de woning waardoor de aangever is gevallen. De verdachte zou de aangever vervolgens hebben geholpen met opstaan waardoor zijn DNA op de rugzijde van het shirt van de aangever terecht kan zijn gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het alternatieve scenario dat de verdachte heeft geschetst, niet uit te sluiten op grond van de beschikbare onderzoeksresultaten. De aangever heeft geen zichtbaar letsel opgelopen en ander steunbewijs voor dat deel van de aangifte ontbreekt zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het toegepast hebben van geweld.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde
Het onder 1 subsidiair (diefstal door middel van braak) en het onder 2 (diefstal) ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering van het onder 3 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Het DNA van de verdachte is aangetroffen op een balk van de pergola in de tuin van de aangever. Volgens de aangever is de dader langs die weg gevlucht uit de woning. De verdachte heeft geen geloofwaardige verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA in de tuin van de aangever. Het ten laste gelegde kan worden bewezen. Dat geldt ook voor de geweldshandelingen omdat de aangever meermaals is geduwd door de dader.
4.3.2.
Standpunt verdediging
Niet wordt betwist dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op de balk van de pergola in de tuin van de aangever; wel wordt betwist dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte de dader is geweest. De verdachte heeft hovenierswerk verricht. Voorts is de plek waar het DNA is aangetroffen niet direct logisch als de omschreven vluchtroute wordt gevolgd. De connectie tussen de verdachte en de weggenomen telefoon – die is aangetroffen bij een persoon in wiens aanwezigheid de verdachte een keer is gecontroleerd door de politie – is vervolgens te minimaal om tot een veroordeling te komen.
4.3.3.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de aangifte blijkt dat de aangever werd verrast door een persoon die plots via de achterdeur in zijn woning stond, de tablet meepakte en naar de voordeur rende om de woning te verlaten. Omdat die deur op slot zat, is de dader terug naar de achterdeur gerend. Onderweg zou de dader de aangever opzij hebben geduwd en ook de mobiele telefoon van de aangever hebben gepakt. Uiteindelijk wist de dader via de achtertuin te ontkomen door via het konijnenhok over het hek te klimmen. Daarbij zou hij de pergola hebben vastgepakt.
In de woning en de achtertuin is vervolgens forensisch onderzoek verricht. Agenten hebben gezien dat het kippenhok (bedoeld zal zijn: het konijnenhok) tegen de schutting en onder de pergola stond. Ingeschat is dat de dader vermoedelijk de horizontale balk van de pergola vast heeft gepakt om over de schutting te klimmen. Op die balk werd een zetting van sporen van drie vingers aangetroffen. Vergelijkend dactyloscopisch onderzoek bleek niet mogelijk, maar de handafdruk in het verlengde van de zetting is bemonsterd op de aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal. Uit de bemonstering is een onvolledig DNA-profiel van een man gehaald. Onderzoek wijst uit dat het DNA van de verdachte matcht met dat profiel.
De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de mobiele telefoon die is weggenomen. Die telefoon is tussen 28 juni 2023 en 12 juli 2023 veelvuldig gebruikt door een telefoonnummer dat te koppelen is aan een persoon die [naam] heet. Uit een bevraging in de politiesystemen is gebleken dat de verdachte en die [naam] op 31 mei 2023 beiden zijn gecontroleerd bij een drugspand in Rotterdam.
Het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario dat de verdachte mogelijk zijn DNA heeft achtergelaten tijdens hovenierswerkzaamheden is niet onderbouwd en onvoldoende aannemelijk geworden. De verdachte weet desgevraagd immers niet of hij daar ooit in de tuin of het huis is geweest. Daar staat tegenover dat de horizontale balk van de pergola juist is onderzocht naar aanleiding van de verklaring van de aangever over de door de dader afgelegde vluchtroute.
De rechtbank is gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte de dader is geweest die de woning heeft betreden en daar een tablet en een mobiele telefoon heeft weggenomen.
Omdat steunbewijs daarvoor ontbreekt, zal de verdachte wel partieel worden vrijgesproken van de ten laste gelegde geweldshandelingen.
4.3.4.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.subsidiair:

hij, op 16 juni 2023 te Rotterdam, in een woning, gelegen aan de [adres delict 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een geldbedrag (a 80 euro), dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

2.

hij op 12 juni 2023 te Rotterdam, een portemonnee met inhoud, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

3.

hij op 23 juni 2023 te Rotterdam, in een woning aan de [adres delict 1] te Rotterdam, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een telefoon en een tablet die aan [slachtoffer 3] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 subsidiair:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
diefstal;
3.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen binnen enkele weken. Op 12 juni 2023 heeft hij op klaarlichte dag een man die zich in een scootmobiel voort moet bewegen, gevolgd na diens transactie bij een pinautomaat om vervolgens de portemonnee met inhoud uit het mandje van die scootmobiel weg te nemen.
Vier dagen later, op 16 juni, heeft de verdachte met een stoeptegel een ruit in een voordeur vernield om een woning binnen te kunnen komen. In de woning schrok de bejaarde bewoner zodanig dat hij daardoor ten val kwam. De verdachte heeft geld uit de portemonnee van de bewoner gestolen.
Een week daarna, op 23 juni 2023, heeft de verdachte de woning van wederom een persoon op leeftijd betreden. In de woning heeft hij een tablet en een mobiele telefoon gestolen.
Diefstallen (uit woningen) zijn buitengewoon ergerlijke feiten, die niet alleen overlast en financiële schade met zich brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen veroorzaken. Dat delicten als de onderhavige een enorme impact op de slachtoffers zelf hebben, blijkt uit het dossier. De heer [slachtoffer 1] (feit 1) merkt in zijn aangifte op dat hij mede door dit incident op zoek is naar een andere woning terwijl de heer [slachtoffer 3] (feit 3) bijna een half jaar na het incident aan een politieagent vertelt dat hij zich sinds het incident angstig voelt, slecht slaapt en in de woonkamer slaapt omdat hij zich – ondanks extra beveiligingsmaatregelen – in zijn slaapkamer niet meer prettig voelt.
Het is de rechtbank opgevallen dat de verdachte in deze drie gevallen slachtoffers uitkiest die vanwege ouderdom of lichamelijke beperking kwetsbaar zijn en zich niet of nauwelijks kunnen verweren. De verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven. Hij was puur uit op financieel voordeel om vervolgens drugs te kunnen kopen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering, Stichting Verslavingsreclassering GGZ, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 februari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering adviseert gematigd positief ten aanzien van een terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De verdachte spreekt uit dat hij zich wil inzetten voor een tbs met voorwaarden. De reclassering twijfelt niet aan de wil van de verdachte op dit moment om zich daarvoor in te zetten. Echter ziet de reclassering ook dat de verdachte een langdurige geschiedenis met hulpverlening heeft, zowel ambulant als in een klinisch kader. Dit alles heeft tot op heden nog geen langdurige gedragsverandering tot gevolg gehad. Ook eerdere reclasseringstoezichten hebben hier niet aan bijgedragen. De kans van slagen hangt uiteindelijk af van het aanhouden van de behandelcommitment van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 1 december 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een combinatie van een ernstige verslavingsziekte (ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne), persoonlijkheidspathologie (met borderline en antisociale trekken) en zwakbegaafdheid, welke elkaar versterken en in stand houden. Dit was ook ten tijde van het ten laste gelegde het geval. De combinatie van persoonlijkheidspathologie en verslavingspathologie heeft doorgewerkt in de vermogensdelicten. Onderzoeker adviseert dan ook om de verdachte vanuit gedragskundig oogpunt de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt als gevolg van de combinatie van de pathologie, zonder passend stringent kader en hulpverlening, als hoog ingeschat.
De behandeling zal zich, naast de verslavingspathologie, ook vooral moeten richten op de persoonlijkheidsproblematiek, waardoor hij telkens weer terugvalt in middelengebruik. Terugval in middelengebruik zal naar verwachting zijn leven lang als groot risico op de loer blijven liggen. Een belangrijke nadruk zou ook moeten liggen op externe bronnen die een beschermende functie kunnen hebben. In eerste instantie een stringent en langer durend juridisch kader en een klinische behandeling, maar vervolgens ook een adequate (begeleide/beschermde) woonvorm met begeleiding, sociale, steunende contacten en dagbesteding. Er moeten enerzijds duidelijke regels zijn, maar de verdachte moet ook niet direct worden afgewezen/afgeschreven indien hij terugvalt. De mogelijkheid om hem bij terugval opnieuw korte tijd klinisch te behandelen, is van belang. Er zal kortom een adequaat en langdurig vangnet moeten worden gecreëerd, waardoor de verdachte zich ook niet aan zijn lot overgelaten voelt.
Onderzoeker adviseert een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Het is niet alleen een stevig juridisch kader, wat voor hem als een sterke stok achter de deur kan dienen, maar het garandeert ook behandeling/hulpverlening en het biedt de gelegenheid de verdachte langdurig onder toezicht te houden en daarmee controle en invloed uit te kunnen oefenen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
17 december 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en paranoïde kenmerken, zwakbegaafdheid en een stoornis in het gebruik van cocaïne.
De verdachte legt de verantwoordelijkheid grotendeels buiten zichzelf en hij heeft (hierdoor) ook weinig spijt. Er is bij de verdachte sprake van een patroon van antisociaal gedrag en roekeloze agressie, waarbij het hem niet lukt om abstinent te blijven. Hij is erg prikkelzuchtig en kan niet wennen aan het saaie leven zonder de kick van drugs. Omdat dit mede samenhangt met zijn persoonlijkheidsproblematiek en zwakbegaafdheid, wordt geadviseerd om het ten laste gelegde (indien bewezen) in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Tegelijkertijd moet de verdachte zo spoedig mogelijk worden behandeld in een streng en veilig kader volgens de adviezen van de deskundigen. Daarom zal de rechtbank gelasten dat het onvoorwaardelijke deel van de straf eindigt op 4 maart 2024 en dat het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven met ingang van het moment waarop de verdachte de Forensische Verslavingskliniek [naam kliniek] te [plaats 2] betreedt op
4 maart 2024 (zijnde de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf). Dit is tevens in een apart bevel vastgelegd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De algemene veiligheid van personen of goederen eist de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Nu de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling zal worden opgelegd geen misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, kan de totale duur van de terbeschikkingstelling – als deze wordt omgezet naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege – een periode van vier jaar niet te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd. De op te leggen voorwaarden zijn met de verdachte besproken tijdens de zitting. De verdachte heeft zich tot naleving van elke voorwaarde bereid verklaard.
Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) op te leggen. De rechtbank acht oplegging van die maatregel naast de deels voorwaardelijke gevangenisstraf en de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet opportuun.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van € 215,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering komt voor toewijzing in aanmerking.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 juni 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een vergoeding betalen van € 215,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 25 augustus 2021 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is de verdachte ter zake van diefstallen met braak, oplichtingen en een bedreiging met zware mishandeling veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan een gedeelte groot 261 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De proeftijd is ingegaan op 9 september 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd en de verdediging heeft verzocht om de proeftijd te verlengen met een periode van één jaar.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit arrest en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op de maatregel die aan de verdachte zal worden opgelegd en de daarmee samenhangende behandeling worden er evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38, 38a, 38d, 57, 63, 310 en 311van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 300 (driehonderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
105 (honderdvijf) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de voorlopige hechtenis van de veroordeelde met ingang van 4 maart 2024 (de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk is aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf) op het moment waarop de veroordeelde de Forensische Verslavingskliniek [naam kliniek] te [plaats 2] betreedt;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
 de ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
 de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
 de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
 de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
 de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
 de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
 de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
3. de ter beschikking gestelde kan, als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling. Deze time-
out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen en de controle daarop, als de zorginstelling en de reclassering dat nodig vinden. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. aansluitend aan zijn klinische behandeling laat de ter beschikking gestelde zich behandelen door Fivoor Ambulant Centrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen en de controle daarop, als de zorgverlener en de reclassering dat nodig vinden;
7. aansluitend op zijn klinische behandeling verblijft de ter beschikking gestelde in een beschermde woonvorm of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, indien de reclassering dat noodzakelijk vindt. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de
verblijfsinstelling dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde zet zich in voor woonbegeleiding, houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. de ter beschikking gestelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gesteld wordt gecontroleerd;
9. de ter beschikking gestelde heeft een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers-)werk of scholing. Daarnaast geeft hij inzicht in zijn financiën en dient hij mee te werken aan bewindvoering;
10. de ter beschikking gesteld heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met:
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1940 te [geboorteplaats 2] ;
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1971 te [geboorteplaats 3] ;
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 1938 te [geboorteplaats 3] ;
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
11. de ter beschikking gestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
11. de ter beschikking gestelde zal meewerken aan zijn vervoer door de Dienst Vervoer & Organisatie (of een andere vervoerder) op 4 maart 2024 van de Penitentiaire Inrichting Rotterdam naar de Forensische Verslavingskliniek [naam kliniek] te [plaats 2] ;
geeft aan GGZ Fivoor Advies Rotterdam opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 215,- (zegge: tweehonderdvijftien euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 215,-(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 215,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 (vier) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verlengt de proeftijd van de bij arrest van 25 augustus 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 (één) jaar;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mr. A.M. van der Leeden en mr. C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.(10-212221-23)

hij, op of omstreeks 16 juni 2023, te Rotterdam, uit een woning ( [adres delict 2] ), één of meer goed(eren), te weten een geldbedrag (à 80 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en/of zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] (met kracht) met beide handen beet te pakken, en/of
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of te drukken, en/of
- het lichaam van die [slachtoffer 1] te slepen naar een andere kamer en/of
- ( daarbij) dreigend de woorden toe te voegen “waar is je portemonnee?” en/of
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 16 juni 2023 te Rotterdam, in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een geldbedrag (a 80 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

2.(10-250485-23)

hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Rotterdam, een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

3.(10-304371-23)

hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Rotterdam, in een woning aan de [adres delict 1] te Rotterdam, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een telefoon en/of een tablet in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming,
welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] met zijn lichaam meerdere malen tegen de muur en/of grond te duwen.