4.1.2.Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken. Niet kan worden vastgesteld dat bij het slachtoffer sprake is geweest van een tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. Reeds daarom moet de verdachte van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Daarnaast kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte door rood is gereden. Het is erg onaannemelijk dat het stoplicht voor de rijstrook waarop de verdachte reed, reeds 13,8 seconden rood licht zou hebben uitgestraald, zoals uit de verkeersongevallenanalyse zou blijken. Er zijn immers vier getuigen die hebben verklaard dat de verdachte door groen of oranje is gereden. Het logboek dat ten grondslag ligt aan de verkeersongevallenanalyse kan dus niet kloppen. Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte zijn voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Voor zover de rechtbank het rijden door het rode licht bewezen zou achten, is sprake geweest van tijdelijke onoplettendheid.
4.1.3.Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangemerkt.
De verdachte heeft op 4 juni 2021, omstreeks 18.57 uur, een verkeersongeval veroorzaakt op de Brielselaan in Rotterdam. De verdachte reed in de richting van de Dordtselaan. Ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats heeft de rijbaan waar verdachte op reed twee rijstroken. De verdachte reed op de (vanuit zijn rijrichting gezien) linker rijstrook, de rijstrook voor linksaf. De voorrang ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats werd ten tijde van het ongeval geregeld door een in werking zijnde verkeersinstallatie. Een voetganger, het slachtoffer, stak de voetgangersoversteekplaats over op het moment dat zij groen licht kreeg. De verdachte is tegen het slachtoffer aangereden. Die heeft daardoor letsel opgelopen.
De conclusies van de verkeersongevallenanalyse (VOA)
Volgens de conclusies van de VOA straalde het verkeerslicht voor de rijstrook waar de verdachte op reed reeds 13,8 seconden rood licht uit op het moment dat de voetganger (het slachtoffer) overstak.
De verdediging heeft deze conclusies bestreden. Met betrekking de door verdediging daartoe aangehaalde getuigenverklaringen overweegt de rechtbank het volgende.
- Getuige
- Getuige
- Getuige
- Getuige
De getuigenverklaringen waarnaar de raadsman heeft verwezen geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verkeersongevallenanalyse. Voor de stelling van de verdediging dat het logboek niet kan kloppen en de aanname dat de afstelling van de ontruimingstijd in het verkeersregelsysteem foutief werkt vormen deze verklaringen noch de overige argumenten van de verdediging een voldoende onderbouwing. De rechtbank kan de uitgangspunten van de analyse, de gegevens (waaronder onderzoek naar de camerabeelden en het dataonderzoek van de verkeersregelinstallatie) waarop ze is gebaseerd en de conclusies die daaruit worden getrokken volgen. Dat de brondata en het logboek niet in het dossier zitten, maakt dat niet anders.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte het rode verkeerslicht voor zijn rijstrook heeft genegeerd en op de voetgangersoversteekplaats tegen slachtoffer, die op dat moment een groen verkeerslicht had, is aangereden.
Is er schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 WVW?
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, moet de verdachte schuld hebben in de zin van artikel 6 WVW. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Er moet minimaal sprake zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. Een tijdelijk moment van onoplettendheid of een enkele verkeersfout zonder bijkomende bijzondere omstandigheden zijn onvoldoende voor het aannemen van schuld.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door het rode licht te negeren zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat het ongeval daarom is te wijten aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW. Van tijdelijke onoplettendheid, zoals de verdediging heeft betoogd, was geen sprake. Het verkeerslicht voor de linkerrijstrook stond reeds 13,8 seconden op rood op het moment dat het slachtoffer groen licht kreeg. De verdachte heeft, terwijl hij aan kwam rijden, dus geruime tijd gehad om waar te nemen dat het verkeerslicht voor zijn rijstrook op rood stond. Dat hij desondanks het rode licht kennelijk niet heeft gezien, is meer dan
tijdelijkeonoplettendheid.
Tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden?
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden is ontstaan. Het gaat om schaafwonden, barstwonden in de wenkbrauw, een zwelling en bloeduitstorting op het voorhoofd en een zwelling van de middelvinger. Daarnaast heeft het slachtoffer last gehad van hoofdpijn en haar onderrug. Weliswaar staat in de FARR-verklaring dat de geschatte genezingsduur ongeveer drie weken bedraagt, maar uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat haar bedrijfsarts het over een herstel van zes weken had en dat zij na zes weken nog steeds last had en niet kon gaan werken.
Volgens de verdediging heeft het slachtoffer verklaard dat de bedrijfsarts had geconcludeerd dat de verhindering om te werken niets met de aanrijding te maken had. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. Het slachtoffer heeft verklaard dat haar contract niet werd verlengd nadat ze na zes weken nog niet hersteld was en dat
zetoen haar contract niet hadden verlengd maar
zehadden gezegd dat dat niets met de aanrijding te maken had. De rechtbank begrijpt de verklaring van het slachtoffer zo dat zij met ‘ze’ verwijst naar haar werkgever (die had besloten haar contract niet te verlengen). Voor een andere interpretatie biedt de verklaring naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte.