Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, te weten het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW);
- veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van 1.000 euro.
4.Waardering van het bewijs
aanmerkelijkonvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, zoals verlangd bij een overtreding van artikel 6 WVW. Verder is, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, geen sprake van meerdere verkeersfouten. De beweerdelijke verkeersfouten die de officier van justitie heeft opgesomd zijn in feite allemaal te herleiden tot het niet waarnemen van het slachtoffer (behalve het rijden met een voor de situatie te hoge snelheid, maar daarvan is niet gebleken). De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het primair ten laste gelegde feit.
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
er, [slachtoffer], doende was via die
zijnhond is opgebotst en/of aangereden,
er, [slachtoffer], doende was via