ECLI:NL:RBROT:2024:2524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
10-015678-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring beklag verschoningsgerechtigde in geheimhouderprocedure met betrekking tot in beslag genomen laptop

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de klager, een advocaat, een beklag indiende tegen de beslissing van de rechter-commissaris over de terbeschikkingstelling van gegevens van zijn in beslag genomen laptop. De laptop was in beslag genomen tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar de minderjarige zoon van de klager. De rechter-commissaris had een geheimhouderprocedure gevolgd om geheimhouderinformatie te filteren, maar de klager betwistte dat deze procedure adequaat was uitgevoerd. Hij stelde dat er nog steeds geheimhouderinformatie in de dataset aanwezig kon zijn en dat zijn verschoningsrecht niet voldoende was gewaarborgd. De rechtbank oordeelde dat de geheimhouderprocedure niet voldoende was geweest, omdat in meerdere instanties geheimhouderstukken waren aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de klager zich nog steeds op zijn verschoningsrecht kon beroepen en dat er een nadere schoning van de gegevens moest plaatsvinden. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond en bepaalde dat de rechter-commissaris of een digitaal specialist de resterende geheimhouderinformatie opnieuw moest filteren met gebruik van specifieke zoektermen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 10-015678-23
raadkamernummer : 23-028441
datum : 22 februari 2024
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 98, vierde lid, juncto artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
kantoorhoudende [adres],
hierna te noemen: de klager.

1.Feiten

Doorzoeking, beslag en verdenking
Op 20 januari 2023 heeft - onder leiding van de rechter-commissaris - een doorzoeking van de woning van de klager aan [adres2] plaatsgevonden. Daarbij is onder een ander dan de klager, namelijk zijn minderjarige zoon [minderjarige], beslag gelegd op grond van artikel 94 Sv op onder andere een laptop van het merk Apple (een Macbook Air; hierna: de laptop).
De doorzoeking vond plaats in het kader van het strafrechtelijk onderzoek onder de naam [naam1] en opgemeld parketnummer tegen [minderjarige] (hierna: de verdachte), die ook op dit adres woont. [verdenking]
De klager is advocaat te [plaats] en was bij de doorzoeking aanwezig. Hij heeft aangegeven de eigenaar te zijn van de laptop en dat zowel de verdachte als hijzelf toegang hadden tot deze laptop. Hij heeft de Deken van de Orde van Advocaten te [plaats] op de hoogte gesteld van de inbeslagneming van deze laptop.
Tijdens de doorzoeking kwam naar voren dat de verdachte onder medische behandeling staat en dat hij deze laptop onder andere heeft gebruikt bij zijn contacten met de arts in verband met die behandeling.
Gevolgde geheimhouderprocedure
Omdat de klager heeft aangegeven dat hij de eigenaar is van de laptop en de verdachte onder medische behandeling staat, heeft de rechter-commissaris besloten dat de veiliggestelde data van de laptop moeten worden geschoond van zich daarin bevindende geheimhouderinformatie, voordat deze kunnen worden overgedragen aan het onderzoeksteam. Hij heeft op 2 februari 2023 een medewerker van de politie ([naam2]) als geheimhouderfunctionaris (hierna ook: de onderzoeker) beëdigd en hem opgedragen om deze schoning uit te voeren. Deze functionaris heeft van zijn geheimhouderonderzoek verslag gedaan in een proces-verbaal van bevindingen.
De onderzoeker heeft van de laptop een werkkopie gemaakt en heeft deze werkkopie onderzocht op de aanwezigheid van geheimhouderinformatie. Hij heeft op de laptop vier accounts aangetroffen, respectievelijk met de namen [account1], [account2], [account3] en [account4]. Daarnaast stond op de laptop een account [account5] met twee verwijderde gebruikersaccounts met de namen [account1] en [account3]. Ook stonden er twee systeemaccounts op die automatisch door het besturingssysteem worden aangemaakt. Het account [account4] bevatte geen data.
De geheimhoudermedewerker heeft gezien dat zich in de gebruikersaccounts [account1] en [account3] geheimhouderstukken bevonden. Hij heeft deze accounts integraal van de werkkopie verwijderd.
De resterende data zijn door de onderzoeker ten behoeve van schoning onderzocht op geheimhouderinformatie met behulp van een lijst met zoektermen (zogenoemde geheimhoudertermen) die ten behoeve van dit onderzoek aan hem ter beschikking was gesteld. Deze lijst bevat woorden of delen van woorden die kunnen wijzen op geheimhouderinformatie, waarop middels een geautomatiseerd proces alle bestanden worden gemarkeerd die voldoen aan deze criteria. Hierna heeft de onderzoeker handmatig voor alle gemarkeerde bestanden gecontroleerd of het hierbij daadwerkelijk geheimhouderstukken betrof. Vervolgens heeft hij ook een handmatige controle uitgevoerd op alle niet gemarkeerde bestanden. Er zijn uiteindelijk 251.815 bestanden overgebleven waarvan 155.104 zogenaamde mediabestanden. De onderzoeker merkt hierbij op dat het schonen van de data van geheimhouderinformatie uiteindelijk een handmatig proces is en dat hij niet kan uitsluiten dat per ongeluk een geheimhouderstuk aan zijn aandacht is ontsnapt.
De rechter-commissaris heeft het proces-verbaal van de geheimhoudermedewerker aan de officier van justitie en aan de klager ter hand gesteld en hen gevraagd zich uit te laten over de bij het onderzoek gemaakte selectie. De officier van justitie kon zich vinden in de gevolgde werkwijze en de gemaakte selectie.
De klager heeft gevraagd de gemaakte selectie ter controle aan hem ter beschikking te stellen. Per e-mail van 10 juli 2023 is aan de klager meegedeeld dat hem de gelegenheid wordt geboden om de selectie die door de geheimhoudermedewerker is gemaakt op het politiebureau te controleren. De klager heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt op 23 augustus 2023 en heeft hierbij diverse geheimhouderstukken uit de selectie gehaald. De klager heeft echter laten weten dat het hem vanwege de grote hoeveelheid bestanden niet is gelukt alle stukken te filteren, zodat hij niet kan uitsluiten dat zich toch geheimhouderstukken bevinden in de selectie die de onderzoeker aan het onderzoeksteam wil verstrekken. Hij heeft daarom vanuit zijn functie als advocaat bezwaar gemaakt tegen het verstrekken van de geselecteerde bestanden.
Naar aanleiding daarvan is de rechter-commissaris zelf op 31 augustus 2023 naar het politiebureau gegaan om de gemaakte selectie te inspecteren en zich over het selectieproces te laten voorlichten door de geheimhoudermedewerker. Deze heeft uitgelegd dat hij geautomatiseerd met zoektermen geselecteerde bestanden heeft gegenereerd. De rechter-commissaris heeft steekproefsgewijs de geselecteerde bestanden bekeken en heeft geconstateerd dat zich nog geheimhouderstukken in de selectie bevonden. Die bleken afkomstig te zijn van een ouder bestandspad (2015/2016 voor het laatst geraadpleegd). De geheimhoudermedewerker heeft op verzoek van de rechter-commissaris deze bestanden alsnog gefilterd en uit de selectie verwijderd. Dat betrof 28.801 bestanden.
De klager heeft op 7 september 2023 de rechter-commissaris desgevraagd laten weten dat hij niet akkoord kan en mag gaan met de terbeschikkingstelling van de geschoonde gegevens aan het onderzoeksteam omdat zich daartussen nog geheimhouderinformatie kan bevinden.

2.De bestreden beschikking van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 4 oktober 2023 een beslissing genomen ten aanzien van de terbeschikkingstelling van de geschoonde gegevens aan het onderzoeksteam. Hij heeft in deze beschikking de gevolgde geheimhouderprocedure (zoals hiervoor ook benoemd) beschreven. Daarbij heeft hij opgemerkt dat de onderzoeker heeft geconstateerd dat de laptop niet was voorzien van enige vorm van versleuteling en dat eventuele geheimhouderstukken volgens de onderzoeker op geen enkele wijze afdoende waren beschermd tegen onbevoegde inzage.
Daarna heeft hij het volgende overwogen:
Het is de bevinding van de rechter-commissaris dat de thans gemaakte selectie van bestanden zo goed als mogelijk geschoond is van geheimhouderinformatie. De rechter-commissaris zal beslissen dat deze selectie ter beschikking kan worden gesteld aan het onderzoeksteam. Daarbij heeft de rechter-commissaris gelet op de inhoud van het proces-verbaal van de geheimhoudermedewerker, zijn eigen bevinding ter zake en de omstandigheid dat na de filtering door de geheimhoudermedewerker nog eens 28.801 oude bestanden zijn verwijderd uit de werkkopie. Tevens is voor deze beslissing relevant dat de geheimhouder zelf in de gelegenheid is gesteld de selectie te inspecteren en mogelijke nog geheim te houden informatie uit de selectie te filteren. De geheimhouder kan zich daarom niet meer beroepen op een verschoningsrecht ten aanzien van de overgebleven en geschoonde informatie die op de laptop is aangetroffen. Daarbij laat de rechter-commissaris nog meewegen dat de inhoud van de werkcomputer van de geheimhouder kennelijk toegankelijk was voor derden, in elk geval voor de zoon van de geheimhouder en dat de geheimhouder ook overigens geen maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat geheim te houden informatie die zich op de laptop bevond ter kennis kon komen van derden.
De rechter-commissaris heeft beslist:
  • dat de door geheimhoudermedewerker op 31 augustus 2023 definitief gemaakte selectie van informatie van de in beslag genomen laptop ter beschikking wordt gesteld aan het onderzoeksteam en
  • dat deze terbeschikkingstelling eerst plaatsvindt zodra onderhavige beslissing onherroepelijk is geworden en dat tot die tijd door het onderzoeksteam geen kennis mag worden genomen van de geselecteerde informatie en
  • dat, mocht onverhoopt tijdens het onderzoek nog een stukje geheimhouderinformatie worden aangetroffen (hetzij van medische hetzij van juridische aard), deze informatie niet door het onderzoeksteam mag worden gelezen en alsnog moet worden uitgegrijsd.

3.Procedure bij de raadkamer

Op 26 oktober 2023 heeft de klager op grond van artikel 98, vierde lid, juncto artikel 552a Sv tegen deze beschikking een klaagschrift ingediend.
De officier van justitie mr. M. van den Berg (de geheimhouderofficier van justitie in deze zaak) heeft bij e-mail van 11 januari 2024 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt. Bij e-mail van 15 januari 2024 heeft hij dit standpunt aangevuld, onder verwijzing naar een daarbij gevoegde e-mail van diezelfde datum van de geheimhoudermedewerker.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van de e-mail van de officier van justitie van 19 januari 2024 aan de klager, waarin de gang van zaken met betrekking tot het contact van de officier van justitie met de geheimhoudermedewerker en de reactie daarop van de rechter-commissaris is beschreven.
Het klaagschrift is op 25 januari 2024 door de meervoudige raadkamer behandeld. Op grond van een daartoe door de raadkamer gegeven bevel als bedoeld in artikel 22, tweede lid, Sv, heeft de behandeling plaatsgevonden met gesloten deuren. De officier van justitie en de klager zijn gehoord.

4.Standpunt klager

Het klaagschrift strekt tot gegrondverklaring van het beklag en vernietiging van de beschikking van de rechter-commissaris. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Het belang van het verschoningsrecht dient te prevaleren boven het onderzoeksbelang. In de thans gemaakte selectie van informatie op de in beslag genomen laptop kan zich nog steeds geheimhouderinformatie bevinden. Ook de rechter-commissaris stelt vast dat dit niet kan worden uitgesloten. Hij laat het ten onrechte aan het onderzoeksteam over om eventueel nog aanwezige geheimhouderinformatie in de dataset uit te grijzen. Daarbij heeft hij bepaald dat het onderzoeksteam de geheimhouderinformatie na het aantreffen daarvan niet mag lezen. De klager kan die redenering niet volgen, omdat het onderzoeksteam de informatie na verstrekking daarvan eerst gaat lezen en pas tijdens het lezen daarvan kan vaststellen dat zich hierin eventueel geheimhouderinformatie bevindt die moet worden uitgegrijsd.
Het verschoningsrecht hoeft in de zaak ook niet te wijken voor het onderzoeksbelang en vice versa. De verdenking heeft alleen betrekking op de periode vanaf 1 januari 2022 en in die periode heeft de klager geen advocaat-werkzaamheden verricht op de laptop. De klager heeft geen bezwaar tegen verstrekking van de gegevens, voor zover alle gegevens over de periode vóór 1 januari 2022 verwijderd worden. Op deze wijze is gegarandeerd dat informatie die valt onder zijn verschoningsrecht niet aan het onderzoeksteam ter beschikking wordt gesteld. Ook de Deken van de Orde van Advocaten acht dat de enige werkbare oplossing. De klager betwist de stelling van de officier van justitie dat met betrekking tot de verwijderde bestanden niet kan worden achterhaald wanneer deze zijn aangemaakt en dat het voorstel van de klager daarom niet uitvoerbaar is. Ten aanzien van de niet-verwijderde bestanden is duidelijk wanneer deze zijn aangemaakt, zodat in ieder geval voor dat deel van de selectie de bestanden van voor 1 januari 2022 kunnen worden verwijderd.
De rechter-commissaris heeft in zijn oordeel dat de klager ten aanzien van de overgebleven selectie geen beroep meer toekomt op zijn verschoningsrecht ten onrechte meegewogen dat de inhoud van zijn werkcomputer toegankelijk zou zijn geweest voor derden, in elk geval voor zijn zoon, en dat de klager geen maatregelen zou hebben getroffen om te voorkomen dat geheim te houden informatie op de laptop ter kennis kon komen van derden. De klager betwist dat anderen dan de klager toegang hadden tot de geheimhouderinformatie op de laptop en dat deze informatie niet was afgeschermd. De rechter-commissaris baseert zijn opmerking op de bevindingen van de geheimhoudermedewerker in het door hem opgemaakte proces-verbaal, maar uit zijn mondeling aan de klager gegeven nadere uitleg blijkt dat deze conclusie onjuist is, althans nuance behoeft. De klager heeft naar aanleiding van het proces-verbaal contact opgenomen met de geheimhoudermedewerker. Deze heeft toen gezegd dat voor een ICT-leek sprake lijkt te zijn van drie aparte accounts die elk alleen voor de betreffende gebruiker toegankelijk zijn, maar dat een digitaal expert die de computer extern uitleest de beschikking heeft over alle gegevens. Apple-computers kennen, anders dan Windows-computers, geen ordening van gebruikersaccounts, zodat na extern uitlezen alles op één grote hoop belandt. Uit deze uitleg volgt dat de accounts op de laptop niet voor eenieder toegankelijk waren. De accounts van de klager waren enkel voor hem toegankelijk en het account van zijn zoon was enkel voor zijn zoon toegankelijk. De klager heeft dit daarna besproken met de rechter-commissaris, die toen heeft aangegeven de toegankelijkheid voor derden niet van belang te vinden voor de verdere beoordeling. Hij heeft deze overweging echter vervolgens toch betrokken in de onderbouwing van zijn oordeel.

5.Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Blijkens de aangifte is het contact tussen de aangeefster en de verdachte pas na 1 januari 2022 tot stand gekomen. De strafbare feiten waar het onderzoek op ziet dateren dus van na die datum. Het strafvorderlijk belang verzet zich niet tegen uitsluiting van de gegevens van voor 1 januari 2022. Uit navraag bij de geheimhoudermedewerker is echter gebleken dat het technisch niet uitvoerbaar is om uit de thans gemaakte selectie alle bestanden van voor 1 januari 2022 te filteren, omdat van verwijderde bestanden de datum niet wordt bewaard. Bij het wissen van een bestand, verwijdert het besturingssyteem de daaraan gekoppelde tijdstempels. Het voorstel van de klager is dus niet uitvoerbaar.
De geheimhouderinformatie is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid gefilterd uit de gemaakte selectie. Het belang van het onderzoek vergt dat de politie onderzoek doet in de bestanden, waaronder ook de verwijderde bestanden. Het gaat om ernstige strafbare feiten. Daarom is het onvoldoende om alleen de niet-verwijderde bestanden vanaf 1 januari 2022 aan het onderzoeksteam ter beschikking te stellen. Ook is wel degelijk relevant dat het de klager zelf geweest is die zijn laptop aan een niet-geheimhouder ter beschikking heeft gesteld, terwijl zich daarop geheimhouderinformatie bevindt. Indien het standpunt van de klager juist is dat de gebruikersaccounts op de laptop slechts toegankelijk waren voor de betreffende gebruiker en geheimhouderinformatie daarmee was afgeschermd, zou bovendien uitgesloten moeten zijn dat zich in de bestanden nog geheimhouderinformatie bevindt, nu de accounts [account1] en [account3] integraal verwijderd zijn.

6.Beoordeling klacht

Juridisch kader
De rechtbank heeft bij de beoordeling het bepaalde in de artikelen 98 en 218 van het Wetboek van Strafvordering (SV) in acht genomen.
Ingevolge artikel 218 Sv kan degene die uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding is
verplicht, zich in rechte op zijn verschoningsrecht beroepen omtrent hetgeen waarvan de
wetenschap aan hem als zodanig is toevertrouwd.
Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden.
Als aan een advocaat dus informatie in het kader van zijn juridische dienstverlening aan een rechtzoekende is toevertrouwd, geldt op grond van artikel 98 Sv dat zonder zijn toestemming brieven of andere geschriften tot welke zijn plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet bij hem in beslag mogen worden genomen. Wel mogen, zoals volgt uit artikel 98, vijfde lid, Sv, zonder zijn toestemming brieven of geschriften die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend in beslag worden genomen, nu dergelijke brieven en geschriften geen object zijn van de aan bedoelde personen toekomende bevoegdheid tot verschoning.
Het verschoningsrecht van de advocaat is niet absoluut. Er laten zich zeer uitzonderlijke omstandigheden denken waarin het belang van waarheidsvinding bij een verdenking moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Ook dan mag echter de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder gaan dan strikt nodig is. Daarbij moet worden voorkomen dat de belangen van andere cliënten van de advocaat onevenredig worden getroffen.
Overwegingen van de rechtbank
In deze zaak staat niet ter discussie dat de inbeslagneming van de laptop was toegestaan. De omstandigheid dat de zoon van de klager gebruiker was van deze laptop, die eerder ook door de klager zelf in zijn hoedanigheid als advocaat werd gebruikt, maakt dat de inhoud van deze laptop niet integraal valt onder de reikwijdte van zijn verschoningsrecht. Gelet op de verdenkingen tegen zijn zoon is er ook een belang van strafvordering bij inbeslagneming van deze laptop, namelijk het aan licht brengen van de waarheid van omtrent de mogelijk door zijn zoon gepleegde strafbare feiten.
Verder staat niet ter discussie dat zich op de laptop informatie bevindt die onder het verschoningsrecht van de klager valt en dat zich ten aanzien van die informatie geen uitzonderingsgronden voordoen, die maken dat dit verschoningsrecht moet wijken voor het belang van strafvordering. De inbeslagneming van de laptop heeft uitsluitend plaatsgevonden met het oog op de waarheidsvinding in het strafrechtelijk onderzoek tegen de zoon van de klager. Het gaat dus uitsluitend om materiaal op de laptop ten aanzien van de zoon van de klager en niet om de daarop aanwezige geheimhouderinformatie van de klager vanuit zijn praktijk als advocaat of medische informatie waarop het verschoningsrecht van toepassing zou zijn.
Gelet daarop heeft de rechter-commissaris een geheimhouderprocedure gevolgd, waarbij de veiliggestelde data van de laptop (de werkkopie) zijn onderzocht op de aanwezigheid van geheimhouderinformatie en aangetroffen geheimhouderinformatie van de werkkopie is verwijderd. In deze procedure staat ter beoordeling of de rechter-commissaris heeft mogen beslissen tot het ter beschikking stellen van de na de schoning definitief gemaakte selectie van de informatie op de laptop aan het onderzoeksteam, zoals in die beschikking verwoord.
De rechtbank stelt voorop dat de geheimhoudermedewerker en de rechter-commissaris zich veel moeite hebben getroost om de veiliggestelde data van de laptop (de werkkopie) zorgvuldig te schonen. In meerdere selectierondes zijn daarbij, eerst door de geheimhoudermedewerker, vervolgens (steekproefsgewijs) door de rechter-commissaris en ook door de klager zelf, geheimhouderstukken uit de gemaakte selectie uit de dataset verwijderd. Ondanks de gevolgde procedure stelt ook de rechter-commissaris vast niet te kunnen uitsluiten dat zich in de gemaakte selectie nog steeds geheimhouderstukken bevinden. Daarbij is bepaald dat dergelijke stukken niet door het onderzoeksteam mogen worden gelezen en alsnog moeten worden uitgegrijsd. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of daarmee naar redelijkerwijs mogelijk voldoende in het werk is of wordt gesteld om te voorkomen dat een inbreuk wordt gemaakt op het zwaarwegende belang van geheimhouding van de gegevens die onder het verschoningsrecht vallen.
De rechtbank is van oordeel dat juist het gegeven dat in meerdere instanties telkens opnieuw geheimhouderstukken in de dataset zijn aangetroffen, vragen oproept met betrekking tot de gehanteerde selectiecriteria. Uit het onderzoek van de geheimhoudermedewerker blijkt dat de filtering van geheimhouderstukken, na verwijdering van de accounts van de klager, heeft plaatsgevonden aan de hand van een algemene lijst met geheimhoudertermen. Dit betreft volgens de officier van justitie een landelijk opgestelde lijst. De rechtbank ziet op deze lijst, die bij het proces-verbaal van de geheimhoudermedewerker is gevoegd, dat dit termen betreft die betrekking hebben op verschillende beroepsgroepen aan wie op grond van artikel 218 Sv een beroep op het verschoningsrecht toekomt (zoals advocaat, notaris, arts en predikant). De rechtbank onderkent in algemene zin het belang van een dergelijke lijst bij de filtering van geheimhouderstukken, maar stelt ook vast dat de hierin opgenomen zoektermen – in combinatie met een handmatige controle – kennelijk ontoereikend zijn geweest bij de selectie van data in de onderhavige zaak.
De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de klager zich ten aanzien van de geschoonde dataset niet meer kan beroepen op zijn verschoningsrecht. Als reden daarvoor noemt hij dat de klager zelf in de gelegenheid is gesteld de selectie te inspecteren en mogelijke nog geheim te houden informatie uit de selectie te filteren. Ook heeft hij daarbij meegewogen dat de inhoud van de werkcomputer van de geheimhouder kennelijk toegankelijk was voor derden, en dat de geheimhouder geen maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat geheim te houden informatie op de laptop ter kennis kon komen van derden.
De rechtbank heeft op basis van hetgeen hierover in het klaagschrift en in raadkamer naar voren is gebracht, geen grond om aan te nemen dat de klager onvoldoende maatregelen heeft getroffen om de op zijn laptop aanwezige geheimhouderinformatie af te schermen voor derden en volgt de rechter-commissaris op dit punt niet in zijn beoordeling. Meer principieel acht de rechtbank een dergelijke omstandigheid ook niet van belang bij de beoordeling van het beroep op het verschoningsrecht. Het gaat immers niet om de vraag of de klager al dan niet zorgvuldig met de geheimhouderstukken is omgegaan, maar om het belang van zijn cliënten bij geheimhouding van de hem toevertrouwde stukken en meer algemeen om het maatschappelijke belang van geheimhouding van dergelijke informatie. Dat belang is niet afhankelijk van het handelen van de geheimhouder en de zorgvuldigheid van zijn omgang met deze informatie staat in het kader van deze procedure niet ter beoordeling. De rechter-commissaris heeft dit aspect, voor zover feitelijk al juist, daarom ten onrechte in de beoordeling betrokken.
Ten slotte acht de rechtbank niet doorslaggevend dat de klager in de gelegenheid is gesteld de selectie te controleren. Gelet op de grote hoeveelheid bestanden en de beperkte tijd die de klager had om deze te screenen, ziet de rechtbank ook daarin geen reden om te concluderen dat de klager zich ten aanzien van de huidige dataset niet meer op zijn verschoningsrecht kan beroepen.
Conclusie
De beslissing van de rechter-commissaris tot het ter beschikking stellen van de na de schoning definitief gemaakte selectie van informatie op de laptop aan het onderzoeksteam, kan gelet op het voorgaande niet in stand blijven. Het beklag wordt gegrond verklaard.
Er dient door de rechter-commissaris of onder diens leiding door een digitaal specialist een nadere schoning van geheimhouderinformatie plaats te vinden, handmatig dan wel digitaal met gebruikmaking van nader op deze zaak toegespitste zoektermen.
De rechtbank merkt op dat in raadkamer is gebleken dat geen nadere schoning hoeft plaats te vinden van bestanden vanaf 1 januari 2022, voor zover deze uit de dataset kunnen worden geselecteerd. De klager heeft aangegeven dat zich daartussen geen geheimhouderinformatie bevindt, zodat ten aanzien van deze informatie – ook hangende een nadere selectie van de resterende data door de rechter-commissaris – geen belemmeringen worden gevonden om deze ter beschikking te stellen aan het onderzoeksteam.
In raadkamer is ook gebleken dat er in het strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte geen belang van strafvordering is bij het beslag op de bestanden van voor 1 januari 2022. Voor zover bestanden zijn voorzien van een datum/tijdstempel van vóór deze datum, kunnen deze gegevens uit de gemaakte selectie worden verwijderd en bestaat geen aanleiding om deze nader te onderzoeken op eventueel aanwezige geheimhouderinformatie.
Een nadere schoning van de resterende dataset kan daarmee specifiek worden gericht op de verwijderde bestanden, waarvan volgens de geheimhoudermedewerker geen datum/ tijdstempel bewaard is gebleven en daarmee niet op voorhand kan worden vastgesteld of deze betrekking hebben op de periode waarop het opsporingsonderzoek zich richt.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beklag gegrond.
Deze beslissing is gegeven door de raadkamer,
mr. J.J. Bade, voorzitter,
mrs. L. Feraaune en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.