In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Molenlanden om een dwangsom van € 10.000,- in te vorderen. Deze dwangsom was opgelegd omdat verzoeker in strijd met de omgevingsvergunning een dakkapel had gebouwd. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker spoedeisend belang heeft, maar wijst het verzoek af omdat de kans van slagen van het bezwaar klein is. De omstandigheden die verzoeker aanvoert, zoals het feit dat de dakkapel inmiddels is verwijderd, leiden niet tot het geheel of gedeeltelijk afzien van invordering.
De voorzieningenrechter legt uit dat verzoeker niet binnen de gegeven begunstigingstermijn heeft voldaan aan de last om de dakkapel te verwijderen. De termijn liep tot 23 augustus 2023, en verzoeker heeft geen hoger beroep aangetekend tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank over de last onder dwangsom. De voorzieningenrechter benadrukt dat de invordering van verbeurde dwangsommen een zwaarwegend belang heeft en dat alleen in bijzondere omstandigheden van invordering kan worden afgezien. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij evident geen overtreder is of dat de last onuitvoerbaar was. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van invordering af te zien, en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.