ECLI:NL:RBROT:2024:2500

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/10/673990 / JE RK 24-324, C/10/675854 / JE RK 24-623
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervanging van de gecertificeerde instelling in jeugdzorgzaken

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 20 maart 2024, wordt de vervanging van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland (GI) door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WSJBR) behandeld. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S.O. Zengin, heeft verzocht om de GI te vervangen, omdat zij behoefte heeft aan een jeugdbeschermer die haar ondersteunt en samen met haar beslissingen neemt. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2024 is het verzoek van de moeder gewijzigd, waarbij zij nu verzoekt om WSJBR als nieuwe GI aan te stellen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een verstoorde samenwerking is tussen de moeder en de huidige GI, wat heeft geleid tot een gebrek aan vertrouwen en onvoldoende zicht op de thuissituatie van de kinderen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de GI zelf heeft verzocht om vervanging door WSJBR, wat de noodzaak van een verandering onderstreept. Ondanks dat er onzekerheid bestaat over de beschikbaarheid van een vaste jeugdbeschermer bij WSJBR, is de kinderrechter van oordeel dat WSJBR de meest geschikte instelling is om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen uit te voeren.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de kinderen zo snel mogelijk de benodigde hulp kunnen ontvangen. De GI is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat het belang van de kinderen voorop staat en de huidige situatie niet in hun voordeel is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de hoop dat het gezin met voorrang op de wachtlijst wordt geplaatst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
zaaknummers: C/10/673990 / JE RK 24-324 & C/10/675854 / JE RK 24-623
datum uitspraak: 20 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over de vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaken van
[moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S.O. Zengin te ‘s-Gravenhage,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Dordrecht,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
De rechtbank merkt
de GIen
de moederals belanghebbende aan voor zover het niet hun eigen verzoekschrift betreft.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: JBRR,
gevestigd te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen: WSJBR,
gevestigd te Amsterdam.
1.
Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift van de moeder van 6 februari 2024, ontvangen op 6 februari 2024 (ingeschreven onder zaaknummer C/10/673990);
  • de e-mail van de GI van 12 maart 2024, met als bijlagen het gezinsplan van
  • de e-mail van mr. S.O. Zengin van 12 maart 2024 inhoudende een aanvulling op het verzoekschrift;
  • het verzoekschrift van de GI van 18 maart 2024, ontvangen op 18 maart 2024 (ingeschreven onder zaaknummer C/10/675854).
1.2. De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024 en 20 maart 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2024 waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door advocaat mr. S.O. Zengin;
  • twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [persoon A] en mw. [persoon B] ;
  • een vertegenwoordigster van JBRR, mw. [persoon C] ;
  • een vertegenwoordigster van WSJBR, mw. [persoon D] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 augustus 2023 [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 1 augustus 2024.
2.4.
Bij beschikking van 15 november 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 15 mei 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 februari 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] verlengd tot 1 augustus 2024.

3.De verzoeken

3.1.
Het verzoek met zaaknummer C/10/673990
De moeder verzoekt om de GI, die de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] uitvoert, te vervangen door JBRR, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling is het verzoek gewijzigd, in die zin dat de moeder nu verzoekt om de GI te vervangen door WSJBR.
3.2.
Het verzoek met zaaknummer C/10/675854
De GI verzoekt om haar te vervangen door WSJBR, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat de moeder met name behoefte heeft aan een jeugdbeschermer die naast haar staat en dat beslissingen in samenspraak met de moeder worden genomen. Om die reden heeft de moeder een voorkeur voor JBRR, omdat WSJBR werkt met een bepaalde doelgroep en ouders niet worden meegenomen in te nemen beslissingen. Het was de advocaat van de moeder niet bekend dat JBRR niet werkzaam is in Dordrecht. Gelet hierop past de moeder haar verzoek aan, in die zin dat zij verzoekt om benoeming van WSJBR als uitvoerende instantie van de ondertoezichtstelling. De moeder wil graag een nieuwe start maken met WSJBR. In dat geval is de moeder gemotiveerd om met WSJBR samen te werken. Zij wil wel graag een jeugdbeschermer naast haar hebben staan met wie zij samen beslissingen neemt. Het geeft vertrouwen dat de vertegenwoordigster van WSJBR heeft uitgesproken dat dit mogelijk is. Dat er sprake is van een wachttijd voordat er een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is, maakt het standpunt van de moeder niet anders. In de tussenliggende periode zal ASVZ betrokken blijven, waardoor er meerdere keren per week hulpverlening bij de moeder thuis komt.
4.2.
De GI heeft, naar aanleiding van de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 14 maart jl., een verzoek tot vervanging van de GI ingediend, met benoeming van WSJBR als uitvoerende instantie. De GI had dit voornemen al kenbaar gemaakt tijdens het bemiddelingsgesprek dat heeft plaatsgevonden. Partijen zijn het met elkaar eens dat de huidige samenwerking tussen de moeder en de GI niet in het belang van de kinderen is. De GI heeft momenteel onvoldoende zicht op de kinderen. De moeder heeft geen vertrouwen in de GI. De GI heeft overwogen om een andere jeugdbeschermer aan te stellen, maar de collega’s binnen het team dragen dezelfde visie als het gaat om beslissingen die zijn genomen door de huidige jeugdbeschermer. De GI is het daarom eens met het verzoek van de moeder om vervanging van de GI. Een benoeming van WSJBR is echter passender gelet op de beperkingen van de kinderen. Uit onderzoek door ASVZ is gebleken dat [voornaam minderjarige 2] bovengemiddelde zorg nodig heeft. [voornaam minderjarige 1] volgt speciaal onderwijs en ook zij heeft extra zorg nodig. WSJBR heeft meer zicht op de sociale kaart. Het is belangrijk dat de kinderen centraal komen te staan, dat er zicht komt op het gezin en dat toegewerkt kan worden naar het beëindigen van de ondertoezichtstelling.
4.3.
WSJBR deelt mee dat de casus intern is besproken. De moeder verzet zich tegen een benoeming van WSJBR. Er is geen sprake van een fijne samenwerking met de huidige GI. Voor een positieve samenwerking is het belangrijk dat de moeder gemotiveerd is om samen te werken, anders zal de situatie zich gaan herhalen. Als er beslissingen genomen moeten worden, kan WSJBR altijd naast de moeder staan en met haar overleggen, maar als WSJBR vindt dat er iets anders moet gebeuren, moet die beslissing wel genomen worden. Als WSJBR de ondertoezichtstelling moet uitvoeren, zal zij uiteraard opnieuw het beleid bepalen. Er is op dit moment echter geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar bij WSJBR en het is onbekend wat de wachttijd is. Omdat de moeder een voorkeur heeft voor JBRR, vindt WSJBR het niet in het belang van de kinderen om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Indien JBRR wordt benoemd, is WSJBR wel beschikbaar voor een consult voor het geval JBRR ergens tegenaan loopt.
4.4.
JBRR deelt mee dat de plaats Dordrecht niet onder de werkregio van JBRR valt. JBRR heeft onvoldoende zicht op de sociale kaart en heeft geen contact met hulpverleningsinstanties in Dordrecht. Hierdoor is het voor JBRR lastig om de ondertoezichtstelling uit te voeren, omdat de hulp niet kan worden ingezet. Het is onduidelijk of er direct een jeugdbeschermer beschikbaar is of wat de wachttijd is.

5.De beoordeling

Wettelijk kader

5.1.
De kinderrechter kan op verzoek van een met het gezag belaste ouder de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling. [1]
Beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de kinderrechter vast komen te staan dat de GI, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, dient te worden vervangen door WSJBR.
5.3.
Vast staat dat er sprake is van een verstoorde samenwerkingsrelatie tussen de GI en de moeder en dat het de moeder ontbreekt aan vertrouwen in de huidige GI. Ook een bemiddelingsgesprek heeft niet geleid tot een verbetering van de situatie. Doordat het ontbreekt aan contact en samenwerking, stagneert het hulpverleningsproces en heeft de GI onvoldoende zicht op de thuissituatie en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
5.4.
Hoewel onduidelijk is op welke termijn er bij WSJBR een vaste jeugdbeschermer voor het gezin beschikbaar is, is de kinderrechter met de GI van oordeel dat WSJBR de meest geschikte gecertificeerde instelling is om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] uit te voeren. Hierbij is met name van belang dat WSJBR zicht heeft op de sociale kaart als het gaat om LVB-problematiek. De kinderrechter zal de GI daarom vervangen door WSJBR. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat het gezin met voorrang op de wachtlijst wordt geplaatst, zodat de kinderen zo spoedig mogelijk de hulp krijgen die zij nodig hebben. Van belang is dat de ouders door WSJBR meegenomen zullen worden in de te nemen beslissingen en dat dit zo veel als mogelijk in samenspraak zal gebeuren.
5.5.
Nu de kinderrechter het gewijzigde verzoek van de moeder zal toewijzen, zal de kinderrechter de GI niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek wegens gebrek aan belang.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
vervangt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verklaart de GI niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R. Spaans als griffier, en op schrift gesteld op 27 maart 2024.

Voetnoten

1.Artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek.