Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 februari 2024, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord, met bijlagen;
- de brief van 29 februari 2024 van [eiseres], met bijlagen.
2.De feiten
6.Advies/Plan van aanpak
- Werknemer is momenteel niet geschikt voor het eigen werk;
- Een advies ten aanzien van een werkhervatting in het eigen werk kan nog niet worden gegeven;
- Werkgever heeft mogelijk wel tijdelijk passende taken voor werknemer;
- Werkgever heeft geen structureel ander passend werk voorhanden;
- Geadviseerd wordt onderzoek te doen naar de mogelijkheden in ander passend werk, bij voorkeur middels inschakeling van een reïntegratiebedrijf (2e spoor);
- De werkgever wordt geadviseerd met de casemanager de inhoud van het in te zetten re-integratietraject af te stemmen;
- De komende tijd dienen de normale acties in het kader van de wet verbetering poortwachter gevolgd en uitgevoerd te worden zoals verslaglegging, contacten met de arbodienst e.d.;
- Indien een van beide partijen het niet eens is met het oordeel van de bedrijfsarts, dan wel de uitkomst van dit arbeidsdeskundige onderzoek kan bij het UWV een Deskundigenoordeel (DO) aangevraagd worden (second opinion). De aanvraagformulieren zijn te downloaden van de website van het UWV (www.uwv.nl);
3.Het geschil
- [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] haar loon vanaf 11 januari 2024 conform salarisschaal B1 aan haar te betalen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen, met wettelijke rente en wettelijke verhoging;
- [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen het achterstallig loon op basis van salarisschaal B1, met wettelijke rente en wettelijke verhoging;
- [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen het achterstallig loon over de periode 1-2023 tot en met 12-2023 van € 1.278,97 bruto, met wettelijke rente en wettelijke verhoging;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van € 994,20 (netto) aan onterechte inhoudingen, met wettelijke rente en wettelijke verhoging;
- [gedaagde] te veroordelen aan haar gecorrigeerde loonstroken vanaf periode 1-2023 op basis van salarisschaal B1 van de cao te verstrekken;
- [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 218,78;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
- [gedaagde] is onterecht gestopt met uitbetaling van het loon van [eiseres]. [gedaagde] heeft [eiseres] van tevoren niet gewaarschuwd voor de loonopschorting of loonstop. Daarnaast geldt dat [gedaagde] [eiseres] structureel te weinig loon betaalde. [eiseres] heeft op grond van de cao recht op 90% van haar loon over ziekte-uren. Bovendien maakt [eiseres] aanspraak op het loon conform functiegroep B op grond van de cao vanaf 24 januari 2023.
- De loonvordering is spoedeisend. [eiseres] kan haar vaste lasten niet dragen als zij haar loon niet ontvangt.
- [gedaagde] heeft inhoudingen gedaan op het loon van [eiseres] in verband met het loonbeslag van het CAK, terwijl dit niet meer nodig was.
- Er zijn meerdere pogingen gedaan om buiten rechte tot uitbetaling van het loon te komen.
- [gedaagde] maakt ook aanspraak op de wettelijke rente.
- [eiseres] heeft geen spoedeisend belang bij haar vorderingen.
- [eiseres] heeft geen recht op loon, omdat zij weigert de passende werkzaamheden, waartoe zij in staat wordt geacht, te verrichten. [gedaagde] is terecht overgegaan tot de loonstaking vanaf 11 januari 2024.
- Als [gedaagde] wel het loon van na 10 januari 2024 aan [eiseres] moet uitbetalen, geldt dat zij op grond van de cao slechts recht heeft op 80% van het overeengekomen loon. [eiseres] heeft er geen recht op om met ingang van 24 januari 2023 ingedeeld te worden in functiegroep B, omdat zij feitelijk minder dan een volledig jaar werkervaring heeft opgedaan in haar functie. Bovendien hoort de discussie over de functie-indeling niet thuis in dit kort geding, ook omdat er volgens de cao een bepaalde bezwaar- en beroepsprocedure gevolgd moet worden bij een geschil over de functie-indeling.
- Volgens een berekening van [gedaagde] moet hij een bedrag van € 318,20 aan [eiseres] betalen in verband met onterechte inhoudingen. [gedaagde] is er niet tijdig van op de hoogte gebracht dat hij de afdrachten aan het CAK niet meer hoefde te doen.
- Als een wettelijke verhoging aan de orde is, dan moet deze worden gematigd tot nihil.