ECLI:NL:RBROT:2024:2487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/10/675066 / HA RK 24-203
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

Op 21 maart 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, woonachtig in Rotterdam. Het verzoek was gericht tegen mr. M. Fiege, rechter in de civiele zaak met zaaknummer 10912782 / CV EXPL 24-2686, en niet tegen mr. B.J.R. van Tongeren, zoals aanvankelijk werd aangenomen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking te laat is ingediend. Verzoeker had op 4 maart 2024 een verzoek tot wraking ingediend, terwijl de rolzitting waarop hij zich baseerde op 6 februari 2024 had plaatsgevonden. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er bijna een maand was verstreken tussen de rolzitting en de indiening van het wrakingsverzoek. Verzoeker had niet aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een wrakingsverzoek in te dienen, en de wrakingskamer vond dat hij dit verzoek binnen enkele dagen na de zitting had moeten indienen. De rechtbank heeft daarom besloten het wrakingsverzoek niet inhoudelijk te behandelen en verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingkamer
Zaak-/rekestnummer: C/10/675066 / HA RK 24-203
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 21 maart 2024
op het verzoek van
[verzoeker],
woonplaats: Rotterdam,
hierna te noemen: verzoeker,
naar aanvankelijk werd aangenomen strekkende tot de wraking van
mr. B.J.R. van Tongeren,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: mr. Van Tongeren ,
en naar uiteindelijk is gebleken strekkende tot de wraking van
mr. M. Fiege,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: mr. Fiege .
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank, locatie Rotterdam.
Aanwezig zijn mrs. J. van den Bos, W.J.M. Diekman en L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters, en mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • verzoeker; en
  • mr. Van Tongeren .
Aansluitend op de mondelinge behandeling van het verzoek heeft de wrakingskamer – na een onderbreking voor beraad – mondeling uitspraak gedaan, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt.

1.De beoordeling

1.1.
Verzoeker heeft met een brief van 4 maart 2024, die op 5 maart 2024 bij de Centrale Informatiebalie van de rechtbank is ingediend, een verzoek tot wraking gedaan in de civiele zaak met zaaknummer 10912782 / CV EXPL 24-2686 (hierna te noemen: de hoofdzaak). De hoofdzaak betreft een geschil tussen verzoeker en Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam. Het dossier van de hoofdzaak is ter beschikking gesteld aan de wrakingskamer.
1.2.
De wrakingskamer moet allereerst vaststellen tegen welke rechter het wrakingsverzoek is gericht. Daar is tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid over gesproken. De wrakingskamer ging er aanvankelijk vanuit dat verzoeker de rechter wilde wraken die zitting had op de rolzitting van 5 maart 2024. Dat is mr. Van Tongeren . Naar aanleiding van de vragen die de voorzitter van de wrakingskamer tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aan verzoeker heeft gesteld, heeft verzoeker echter uitgelegd dat de rechter die zitting had op de rolzitting van 6 februari 2024 het in zijn ogen verkeerd heeft gedaan. Op die rolzitting was niet mr. Van Tongeren , maar mr. Fiege de rechter. Gelet hierop leest de wrakingskamer het wrakingsverzoek zo, dat het verzoek zich niet richt tegen mr. Van Tongeren , maar tegen mr. Fiege .
1.3.
Vervolgens moet de wrakingskamer de vraag beantwoorden of verzoeker mr. Fiege op tijd heeft gewraakt. In de wet staat namelijk dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker zijn wrakingsverzoek te laat heeft gedaan. Er zit namelijk bijna één maand tussen de rolzitting van 6 februari 2024 en het moment dat het wrakingsverzoek is gedaan op 5 maart 2024. Verzoeker heeft nog wel uitgelegd dat hij niet bekend was met de mogelijkheid om de rechter te wraken en dat hij niet op de hoogte was van de wettelijke regels voor wraking, maar dat baat verzoeker niet. Van verzoeker had mogen worden verwacht dat hij het verzoek tot wraking uiterlijk binnen enkele dagen na de zitting van 6 februari 2024 zou doen en dat heeft hij niet gedaan.
1.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek. Het wrakingsverzoek wordt daarom niet inhoudelijk behandeld.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. Fiege .
Waarvan proces-verbaal.
de voorzitter
Verzonden op: 27 maart 2024
aan:
- verzoeker
- mr. Van Tongeren
- mr. Fiege
- mevrouw N. van Rijn, gemachtigde van Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam