Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- [kind], die voorafgaand aan de zitting is gehoord;
- de vader;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (OTS) en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) had op 4 januari 2024 een verzoek ingediend om de OTS van [kind] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin. Tijdens de mondelinge behandeling, die op dezelfde datum plaatsvond, was de vader van [kind] aanwezig, terwijl de moeder niet verscheen, ondanks dat zij correct was opgeroepen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind] momenteel bij de vader woont en dat dit goed gaat. Er is geen specifieke hulpbehoefte geconstateerd en er is de afgelopen periode geen feitelijke uitvoering gegeven aan de OTS. De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, stellende dat de betrokkenheid van de GI niet meer nodig is, aangezien [kind] goed functioneert en contact heeft met beide ouders.
De kinderrechter heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs is voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [kind]. De kinderrechter concludeert dat de huidige situatie, waarin [kind] bij de vader woont en goed functioneert, geen verlenging van de OTS en de machtiging tot uithuisplaatsing rechtvaardigt. Het verzoek van de GI is dan ook afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.