ECLI:NL:RBROT:2024:2451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/10/673656 / JE RK 24-289
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gezagsbelasting door gecertificeerde instelling in het belang van onderwijs voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2024 een beschikking gegeven over de gedeeltelijke gezagsbelasting van een minderjarige, hierna te noemen [kind], geboren in 2016. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) heeft verzocht om het gezag over [kind] gedeeltelijk uit te oefenen, specifiek met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling. Dit verzoek is gedaan omdat [kind] momenteel niet naar school gaat, wat zijn ontwikkeling remt. De moeder van [kind] heeft geweigerd haar handtekening te zetten voor de aanmelding bij een nieuwe school, terwijl de vader wel instemt met het verzoek van de GI.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de schoolgang van [kind], die al geruime tijd geen onderwijs volgt. De moeder heeft zich verzet tegen de inschrijving van [kind] op een andere school, ondanks de inspanningen van de vader en de GI. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is dat de GI gedeeltelijk met het gezag wordt belast om de aanmelding bij een onderwijsinstelling te kunnen realiseren, in het belang van [kind].

De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar heeft het verzoek voor het overige afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/673656 / JE RK 24-289
Datum uitspraak: 20 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een gedeeltelijke gezagsbelasting
in de zaak van
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[kind],
geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats],
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 februari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
  • de vader;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3].

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind].
2.2.
[kind] woont bij zijn vader.
2.3.
Bij beschikking van 7 november 2023 is de ondertoezichtstelling van [kind] verlengd tot 24 november 2024.
2.4.
Bij beschikking van 19 januari 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] bij de ouder met gezag, te weten de vader, verlengd tot 8 juli 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt op grond van artikel 1:265e lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te bepalen dat het gezag over [kind] gedeeltelijk, voor zover het betrekking heeft op de aanmelding bij een onderwijsinstelling, wordt uitgeoefend door de GI, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens verzoekt de GI om te bevelen dat deze gedeeltelijke toekenning van het gezag zal worden aangetekend in het gezagsregister.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek. Er zijn ernstige zorgen om [kind], omdat hij niet naar school gaat. Dit komt doordat de moeder haar handtekening niet wil geven voor een nieuwe school, als gevolg waarvan [kind] nu niet staat ingeschreven. [kind] heeft recht op onderwijs en het is van belang dat hij naar school gaat.

5.Het standpunt van de moeder

De moeder voert verweer tegen het verzoek en zij licht het volgende toe. De moeder en de vader hebben hun best gedaan om [kind] Christelijk op te voeden. Het is daarom heel belangrijk dat [kind] naar een Christelijke school gaat.

6.Het standpunt van de vader

De vader stemt in met het verzoek. Het is verdrietig voor [kind] dat hij nu niet naar school gaat.

7.De beoordeling

7.1.
Op grond van artikel 1:265e lid 1 BW kan de kinderrechter nadat de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend, op verzoek bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de GI die het toezicht uitoefent, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter kan dit - voor zover hier relevant - doen met betrekking tot (a) de aanmelding van de minderjarige bij een onderwijsinstelling.
7.2.
De kinderrechter is van oordeel dat het noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling dat de GI (gedeeltelijk) wordt belast met het gezag over [kind] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling voor de duur van de uithuisplaatsing (artikel 1:265e BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
7.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat er al voor een langere periode zorgen zijn over de schoolgang van [kind]. Hij is van school gewisseld en hij heeft onvoldoende onderwijs gevolgd, omdat de moeder zich niet aan de afspraken houdt. Momenteel volgt [kind] al geruime tijd helemaal geen onderwijs meer, waardoor [kind] thuis zit en verder in zijn ontwikkeling wordt geremd. Het is noodzakelijk in het belang van [kind] dat hij naar school gaat. Voor de inschrijving van [kind] op een nieuwe school is toestemming van de beide ouders nodig. Ondanks herhaaldelijke pogingen en de inzet van de vader en de GI weigert de moeder toestemming te verlenen en verzet zij zich tegen de inschrijving van [kind] bij een andere school, zo blijkt ook ter zitting. Met het oog op verdere stagnatie in de ontwikkeling van [kind] en de uitvoering van de ondertoezichtstelling is het in het van belang van [kind] noodzakelijk dat de GI (gedeeltelijk) wordt belast met het gezag over [kind] om hem te kunnen aanmelden bij een school.
7.4.
Omdat een beslissing over het gezag als de onderhavige automatisch zal worden opgenomen in het gezagsregister, zal de kinderrechter het verzoek van de GI daaromtrent afwijzen.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
belast de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gedeeltelijk met het gezag over [kind], voor zover het betrekking heeft op de aanmelding bij een onderwijsinstelling met ingang van 20 februari 2024 voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing;
8.2.
wijst het verzoek voor het overige af;
8.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 28 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.