ECLI:NL:RBROT:2024:2441

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10/308149-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het medeplegen van invoer van cocaïne in Rotterdam

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van bijna 27 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1992 en ingeschreven op een adres in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A. van Biljouw. Tijdens de zitting op 18 januari 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. de Rooij, een gevangenisstraf van 18 maanden eiste.

De rechtbank onderzocht de feiten en concludeerde dat de verdachte op 13 november 2021 samen met een medeverdachte was aangehouden op het terrein van de APM II Terminals in Rotterdam, waar een koelcontainer met cocaïne was aangetroffen. Ondanks de omstandigheden waaronder de verdachte was aangehouden, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te verbinden aan de invoer van de cocaïne. Het enkele feit dat hij op hetzelfde terrein was aangetroffen als de container vol drugs, was niet voldoende om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank merkte op dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de container of de invoer van de drugs. De rechtbank wees erop dat de wetgeving rondom uithalers, die per 1 januari 2022 in werking trad, niet van toepassing was op deze zaak. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank hefte ook het bevel tot voorlopige hechtenis op, dat eerder was geschorst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/308149-21
Datum uitspraak: 1 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. V.A. van Biljouw, advocaat te Breukelen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M.F. de Rooij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van bijna 27 kilo cocaïne. Zij voert aan dat sprake is van opzet op de (verlengde) invoer van cocaïne omdat er een verband is tussen de verdachte en de container waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen. Het kan niet anders dan dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] op het haventerrein was om als uithaler een rol te spelen bij de invoer van de aangetroffen cocaïne.
4.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 13 november 2021 samen met de medeverdachte [medeverdachte] is aangehouden op het, met hekken afgesloten en met diverse borden “verboden toegang” omgeven, terrein van de APM II Terminals voor containeroverslag van zeeschepen, op de Maasvlakte. Hij is aangehouden op stack 37. Op stack 30 van die terminal was kort daarvoor een koelcontainer met een opengeschroefd luik aangetroffen. Daarin is de ten laste gelegde hoeveelheid van 26,88 kg cocaïne aangetroffen. Tussen de containers zijn kort na de aanhouding van de verdachten drie tassen aangetroffen, bij stack 29, met daarin een kniptang, koevoet, powerbank, accu-tol en een aantal doppen van een doppenset en proviand. Op een waterfles die in één van de tassen is gevonden, is DNA van de verdachte aangetroffen.
De omstandigheden waaronder de verdachte in de containerhaven is aangehouden passen bij omstandigheden waaronder zogenoemde uithalers van drugs doorgaans worden aangetroffen en duiden daarmee op een criminele intentie. Voor een veroordeling van medeplegen van invoer van de betrokken partij moet evenwel een link tussen verdachte en die partij vastgesteld kunnen worden. Het dossier bevat echter geen bewijs dat de verdachte verbindt met de betrokken container. Het enkele feit van “op hetzelfde terrein aangetroffen” is daartoe niet voldoende, te meer nu algemeen bekend is dat in de Rotterdamse haven met regelmaat uithalers actief zijn en vele partijen harddrugs via de haven worden ingevoerd.
Voor het medeplegen van de invoer van de betrokken partij verdovende middelen is daarom onvoldoende bewijs voorhanden, zodat vrijspraak dient te volgen voor het primair tenlastegelegde.
Nu geen link van de verdachte met de aangetroffen partij cocaïne kan worden vastgesteld ontbreekt eveneens het bewijs voor het voorbereiden dan wel bevorderen van de invoer van die partij, zoals subsidiair ten laste gelegd. Ook daarvan zal de verdachte worden vrijgesproken.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat niet voor niets per 1 januari 2022 – dus na de hier ten laste gelegde pleegdatum – artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht, speciaal gericht op de zogenaamde uithalersproblematiek, in het leven is geroepen.
4.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan integraal vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 26,88 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2021 tot en met 13 november 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/ of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/ of vervoeren van
*26,88 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
*een hoeveelheid van een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/ of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/ of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/ of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- over het hek van het terrein van de APM2-terminal, gelegen aan de Europaweg 910 te klimmen,
- drie, althans één of meer, tassen, gereedschap, drinken en etenswaar met zich mee te voeren,
- het rechter (inspectie)luik van container [containernummer] los te schroeven en/of open te breken,
- het linker (inspectie)luik van container [containernummer] trachten open te maken of te verbreken,
- een (organisatie)telefoon voorhanden te hebben.