Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van bijna 27 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1992 en ingeschreven op een adres in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A. van Biljouw. Tijdens de zitting op 18 januari 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. de Rooij, een gevangenisstraf van 18 maanden eiste.
De rechtbank onderzocht de feiten en concludeerde dat de verdachte op 13 november 2021 samen met een medeverdachte was aangehouden op het terrein van de APM II Terminals in Rotterdam, waar een koelcontainer met cocaïne was aangetroffen. Ondanks de omstandigheden waaronder de verdachte was aangehouden, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te verbinden aan de invoer van de cocaïne. Het enkele feit dat hij op hetzelfde terrein was aangetroffen als de container vol drugs, was niet voldoende om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank merkte op dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de container of de invoer van de drugs. De rechtbank wees erop dat de wetgeving rondom uithalers, die per 1 januari 2022 in werking trad, niet van toepassing was op deze zaak. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank hefte ook het bevel tot voorlopige hechtenis op, dat eerder was geschorst.