ECLI:NL:RBROT:2024:2439

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
ROT 23/812
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had eerder, op 4 maart 2021, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat zij op 1 januari 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het UWV handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 2 januari 2023. Eiseres stelde dat de urenbeperking van 30 uur per week niet toereikend was en dat zij door haar vermoeidheidsklachten slechts 20 tot 24 uur per week kon werken. De rechtbank heeft de zaak op 12 maart 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV kritisch bekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de belastbaarheid van eiseres op 1 januari 2020 gemotiveerd vastgesteld en de rechtbank concludeerde dat het UWV op goede gronden had geoordeeld dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de beperkingen die in de Functionele Mogelijkhedenlijst waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres ingebrachte medische informatie niet leidde tot een andere conclusie over haar arbeidsongeschiktheid op de datum in geding.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV standhield. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/812

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

Met het besluit van 4 maart 2021 heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat eiseres op 1 januari 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 2 januari 2023 (het bestreden besluit) is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres, werkzaam als junior belastingadviseur, heeft zich eerst op 4 januari 2016 ziekgemeld voor dit werk vanwege een chronische medische aandoening. Na het doorlopen van de wachttijd is met het besluit van 4 december 2017 de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Per einde wachttijd op 31 december 2017 was eiseres voor 32 uur in haar eigen arbeid werkzaam.
2. Op 21 september 2020 heeft eiseres een wijziging in haar gezondheid per 1 januari 2020 doorgegeven aan het UWV. In verband hiermee heeft een medische en arbeidskundige herbeoordeling plaatsgevonden. Het UWV heeft aan de hand van deze onderzoeken het bestreden besluit.
3. Met het besluit van 18 oktober 2023 is aan eiseres alsnog een WIA-uitkering toegekend naar een mate van 52,13%, omdat zij per 1 juni 2022 toegenomen arbeidsongeschikt wordt geacht.

Standpunt eiseres

4. Eiseres voert in beroep aan dat de op 1 januari 2020 geldende urenbeperking tot 30 uur per week ontoereikend is, omdat 23 uur arbeid per week voor haar de maximaal haalbare belastbaarheid is vanwege haar vermoeidheidsklachten. Eiseres kan in het begin van de week meer verrichten dan aan het eind van de week. Er moet rekening gehouden worden met de verminderde beschikbaarheid in verband met regelmatig toiletbezoek en behandelingen in het ziekenhuis (eenmaal per vier weken). Eiseres heeft een deskundigenrapport van een verzekeringsarts van Icara van 8 april 2023 ingediend, waaruit blijkt dat zij gemiddeld ongeveer 4 tot 6 uur per dag kan werken, en daarmee gemiddeld 20 tot maximaal 24 uur per week kan werken.

Beoordeling door de rechtbank

5. In geschil is of het UWV op goede gronden heeft besloten de WIA-aanvraag van eiseres af te wijzen, omdat zij op de datum in geding van 1 januari 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank beoordeelt dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische belastbaarheid van eiseres op 1 januari 2020 in het rapport van 25 oktober 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden gemotiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht dat de belastbaarheid van eiseres zoals opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 1 maart 2021 op juiste wijze is vertaald. Eiseres kan niet gevolgd worden in haar standpunt dat een duurbelastbaarheid tot 30 uur per week onvoldoende toereikend is. Uitgaande van de verzekeringsgeneeskundige standaard "Duurbelastbaarheid in Arbeid" bestaan er drie mogelijke indicatiegebieden op grond waarvan de duurbelastbaarheid beperkt kan worden: een stoornis in de energiehuishouding, preventief, of wegens een verminderde beschikbaarheid.
Eiseres acht zich verminderd beschikbaar op energetische gronden, maar gelet op het dagverhaal van eiseres leiden de vermoeidheidsklachten niet tot extra slaapbehoefte overdag. Op basis van de eigen verklaringen is ondanks de aangegeven extra recuperatiebehoefte sprake van een feitelijke belastbaarheid van 7 uur per dag en 30 uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd dat niet navolgbaar is dat eiseres op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag wel 5,75 uur kan werken, maar niet op woensdag. Het bioritme van inspanning, recuperatie en slaap kent een 24-uurs ritme, wat betekent dat iemand die één dag per week een bepaald aantal uren kan worden ingezet, dat in principe ook kan op andere werkdagen, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Bij eiseres is sprake van een chronische ontsteking van de darmen (colitis ulcerosa). Dit betekent dat het geen aandoening betreft waarbij er de ene dag evident minder ontsteking is dan de andere dag. Medisch objectief is er gedurende een week geen evidente verandering in het ontstekingsproces. Er is dan ook geen grond om aan te nemen dat het bioritme van inspanning, recuperatie en slaap dat een 24-uurs ritme kent, niet op eiseres van toepassing is.
Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende gemotiveerd dat gelet op het dagverhaal er sprake is van een hogere frequentie van toiletbezoek, maar dat dit niet dusdanig tijdrovend is dat dit niet redelijkerwijs van een werkgever gevraagd kan worden. Er is dan ook geen beperking in de duurbelastbaarheid hiervoor nodig. Voor de behandeling in het ziekenhuis geldt dat dit gemiddeld 2 tot 4 uur per 4 weken duurt, hetgeen neerkomt op 30 minuten tot 1 uur per week. De behandeling vindt elke 4 weken plaats en is van tevoren bekend. Van eiseres mag verwacht worden dat zij de behandeling zoveel mogelijk buiten werktijd zal verrichten en zich flexibel opstelt bij de planning van het tijdstip van de behandeling, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder in het rapport van
22 februari 2024 deugdelijk gemotiveerd waarom de door eiseres ingebrachte medische informatie niet leidt tot aanpassing van het standpunt ten aanzien van de datum in geding. Uit de beschouwing van de verzekeringsarts van Icara blijkt dat deze aangeeft dat sprake is van een gewijzigd medisch beeld sinds 1 juni 2022 en dat er argumenten zijn om de belastbaarheid per die datum te wijzigen. De door hem opgestelde FML met een sterkere beperking van de duurbelastbaarheid heeft dan ook betrekking op de medische situatie vanaf 1 juni 2022 en niet op de situatie zoals die was per datum in geding van 1 januari 2020. Daarnaast blijkt uit het primaire rapport dat eiseres op woensdag een vrije dag heeft, maar niet dat zij op die dag meer slaapbehoefte heeft. Eiseres onderneemt op die dag andere activiteiten. De stelling van de bedrijfsarts dat een belastbaarheid van 30 uur per week op de datum in geding niet reëel is, is niet onderbouwd.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 1 januari 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen zoals vastgesteld in de FML van 1 maart 2021. Gelet op de overtuigende motivering van de verzekeringsarts heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit en ziet zij geen aanleiding om een deskundige in te stellen, zoals ter zitting verzocht.
9. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd dat hoewel eiseres feitelijk 23 uur per week haar arbeid zou hebben verricht, er conform artikel 9 en 10 van het Schattingsbesluit bij het vaststellen van de praktische verdiencapaciteit dient te worden uitgegaan van de gegevens zoals deze staan vermeld in de polisadministratie. Uit de polisadministratie blijkt dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2020 is aangepast van 32 naar 28 uur per week. Dat de werkgever uit coulance meer uren heeft uitbetaald dan eiseres feitelijk heeft gewerkt is mogelijk, maar daartoe is geen onderbouwing van eiseres overgelegd. De stellingname van eiseres dat eerst ter zitting is aangevoerd dat het maatmanloon niet per juiste datum is geïndexeerd kan haar niet baten, nu dit geen verandering in de mate van arbeidsongeschiktheid teweegbrengt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding daarop nader in te gaan.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het UWV op goede gronden tot de conclusie heeft kunnen komen dat eiseres op 1 januari 2020 minder dan 35%, namelijk 32,97%, arbeidsongeschikt is en daarmee geen recht heeft op een WIA-uitkering.
11. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.