ECLI:NL:RBROT:2024:2439
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had eerder, op 4 maart 2021, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat zij op 1 januari 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het UWV handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 2 januari 2023. Eiseres stelde dat de urenbeperking van 30 uur per week niet toereikend was en dat zij door haar vermoeidheidsklachten slechts 20 tot 24 uur per week kon werken. De rechtbank heeft de zaak op 12 maart 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV kritisch bekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de belastbaarheid van eiseres op 1 januari 2020 gemotiveerd vastgesteld en de rechtbank concludeerde dat het UWV op goede gronden had geoordeeld dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de beperkingen die in de Functionele Mogelijkhedenlijst waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres ingebrachte medische informatie niet leidde tot een andere conclusie over haar arbeidsongeschiktheid op de datum in geding.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV standhield. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.