ECLI:NL:RBROT:2024:2433

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/10/674006 / JE RK 24-329
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling van een minderjarige

Op 6 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam – Dordrecht over een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat [kind] onder toezicht wordt gesteld voor de duur van een jaar, met ingang van 6 maart 2024. Het verzoek om een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp is afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met zorgen over zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling, antisociaal gedrag en delictgedrag. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, lijkt onvoldoende in staat om [kind] te begrenzen en bagatelliseert de zorgen over zijn gedrag. De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, omdat er geen plek is voor [kind] in een gesloten jeugdhulpinstelling en de hulpverlening vanuit het strafrechtelijk kader onvoldoende effect heeft gehad. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024, met schriftelijke vastlegging op 19 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/674006 / JE RK 24-329
datum uitspraak: 6 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam – Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[kind],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [kind],
advocaat: mr. W.H.J.W. de Brouwer, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. W.H.J.W. de Brouwer, kantoorhoudende te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de jeugdbescherming.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 9 februari 2024 mee in haar beoordeling:
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [kind] met zijn advocaat, die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord in het bijzijn van zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 2],
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3].
1.3.
De kinderrechter heeft [kind] naar zijn mening gevraagd. [kind] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Kern van deze uitspraak

2.1.
Deze uitspraak gaat over het verzoek tot de ondertoezichtstelling van [kind]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat [kind] onder toezicht wordt gesteld voor de duur van een jaar. Het verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp heeft de kinderrechter afgewezen. Deze beslissing treedt meteen in werking.

3.De feiten

3.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind].
3.2.
[kind] woont bij zijn moeder.

4.Het verzoek

4.1.
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens heeft de Raad een voorwaardelijke machtiging verzocht om [kind] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.

5.De standpunten

5.1.
De Raad heeft het verzoek ter zitting deels gehandhaafd en als volgt toegelicht. Duidelijk is geworden dat er op dit moment geen plek is voor [kind] in een gesloten jeugdhulpinstelling. Hij is afgewezen bij Horizon. Ook is er geen instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper. De Raad trekt het verzoek over de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp in. De Raad handhaaft het verzoek over de ondertoezichtstelling. [kind] vertoont al langere tijd gedragsproblemen en is betrokken bij delicten. De Raad is van mening dat het strafrechtelijk kader te beperkt is. [kind] is in de optiek van de Raad niet in staat om dat wat hij zegt waar te maken. Dat maakt hem kwetsbaar. Ook wordt gezien dat de moeder vaak van mening verschilt met de Raad en dat zij de zorgen over [kind] bagatelliseert. De Raad vindt dat moet worden gekeken naar een systemische aanpak. Door middel van een ondertoezichtstelling kan de jeugdbescherming zowel [kind] als de moeder aanspreken. Op dit moment ontvangt [kind] coaching vanuit E25 en School2Care. De ervaring laat zien dat dit [kind] tot nu toe onvoldoende heeft geholpen om uit de problemen te geraken.
5.2.
De jeugdbescherming heeft zich ter zitting aangesloten bij het deels gehandhaafde verzoek van de Raad. De jeugdbescherming ziet dat [kind] probeert mee te werken en in gesprek gaat, maar tot op heden lukt het hem niet om het vol te houden. Doordat [kind] af en aan in detentie moest verblijven is het traject bij School2Care niet goed verlopen. [kind] heeft zelf aangegeven niet meer naar School2Care te willen omdat er geen klik is. Op dit moment gaat hij daarom enkel op maandag naar School2Care, met als doel dat hij vanaf september 2024 naar het educatief centrum kan. Daarnaast gaat hij vier dagen per week naar E25. Daar wordt gezien dat hij zijn best doet, maar dat hij soms te laat komt. De jeugdbescherming merkt op dat wanneer [kind] niet vanuit eigen motivatie en vanuit thuis het vol kan houden, geen andere mogelijkheden overblijven dan hem op een drie-milieuvoorziening te plaatsen. Voor het inzetten van de hulpverlening team Marathon is een ondertoezichtstelling noodzakelijk.
5.3.
Door en namens [kind] wordt het volgende ter zitting aangevoerd. [kind] wil niet naar een gesloten jeugdinstelling. Hij is van mening dat het dan alleen maar slechter zal gaan. Hij staat ervoor om op een open groep te verblijven.
5.4.
Door en namens de moeder wordt het volgende ter zitting aangevoerd. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging maar de moeder werkt aan alle hulpverlening mee. Er wordt dus niet aan de eisen voor een ondertoezichtstelling voldaan. De moeder stelt dat zij overvraagd wordt. Er is geen sprake van onwil, maar onmacht. De moeder twijfelt of een ondertoezichtstelling, naast het strafrechtelijk kader, helpend zal zijn.

6.De beoordeling

Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp

6.1.
De Raad heeft ter zitting zijn verzoek ten aanzien van de voorwaardelijk machtiging gesloten jeugdhulp ingetrokken. Om die reden kunnen de gronden daarvan niet verder worden onderzocht. Dit deel van het verzoek van de Raad zal daarom worden afgewezen.
Ondertoezichtstelling
6.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling. [1] De rechtbank zal daarom [kind] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
6.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er bestaan zorgen over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van [kind]. Hij vertoont antisociaal gedrag en er is sprake van delictgedrag. Zijn schoolgang is gestagneerd. De moeder lijkt onvoldoende in staat te zijn om [kind] te begrenzen. Gezien wordt dat zij op momenten de zorgen omtrent [kind] bagatelliseert. Ondanks dat de moeder zich inzet voor de geboden hulpverlening vanuit het strafrechtelijk kader, lijkt zij onvoldoende open te staan voor hulpverlening gericht op het systeem. De tot nu toe ingezette hulpverlening vanuit het strafrechtelijk kader heeft onvoldoende tot een duurzame positieve verandering geleid.
6.4.
De kinderrechter is het met de Raad eens dat de jeugdbescherming betrokken moet zijn in het civiele kader om de hulpverlening en gestelde doelen te realiseren en indien nodig tijdig ingrijpt op het moment dat de zorgen om [kind] verder toenemen. Ook is van belang dat zo spoedig mogelijk het Marathon-traject van start gaat. De huidige problematiek behoeft een meer systemische aanpak. Dit houdt in dat zowel aan de slag moet worden gegaan met de problematiek van [kind] als aan zijn opvoedingsomgeving bij de moeder. Het zou daarin helpend zijn als de jeugdreclasseerder ook de jeugdbeschermer wordt, omdat zij het gezin al kent.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [kind] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt [kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 6 maart 2024 tot 6 maart 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 19 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.De criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).