ECLI:NL:RBROT:2024:2426

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10/335563-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal van een container door middel van pincodefraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een container door middel van pincodefraude. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, had op 2 april 2020 een container opgehaald bij de ECT Delta Terminal, maar deed dit zonder daartoe gerechtigd te zijn. De officier van justitie, mr. A.M.F. de Rooij, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf van 160 uren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of had moeten weten dat hij niet gerechtigd was om de container op te halen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk handelde en sprak hem vrij van de tenlastelegging. De beslissing is genomen na een zorgvuldige beoordeling van de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden rondom de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet voldoende bewijs heeft geleverd om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal te onderbouwen. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. V.J.H. Mooren, en is niet ondertekend door de voorzitter en de griffier vanwege hun afwezigheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/335563-21
Datum uitspraak: 1 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M.F. de Rooij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde feit, diefstal van een container door middel van pincodefraude, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte is vrachtwagenchauffeur en heeft in die hoedanigheid de container uitgehaald bij de ECT Delta Terminal terwijl hij daartoe niet gerechtigd was. Voorafgaand heeft de verdachte weliswaar een e-mail inclusief containergegevens en pincode ontvangen, maar het is evident dat hier ging om een vals e-mailadres. De verdachte had dat gelet op de omstandigheden ook moeten en kunnen weten. De officier van justitie acht de verklaring van de verdachte met betrekking tot de persoon van wie de opdracht afkomstig was ongeloofwaardig. Dit is mede ingegeven door het feit dat de verdachte daarover wisselend heeft verklaard.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank oordeelt dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de verdachte enige wetenschap had of had moeten hebben dat hij als vrachtwagenchauffeur niet gerechtigd was om de betreffende container op 2 april 2020 bij de ECT Delta Terminal uit te halen. Hoewel vraagtekens zijn te plaatsen bij de verklaringen van de verdachte en de route die hij met de container heeft gereden, ontbreken concrete aanwijzingen waaruit opgemaakt kan worden dat de verdachte wist of kon weten dat de – op zich juiste - pincode die hij had ontvangen, en waarmee hij de container ook heeft meegekregen, onrechtmatig was verkregen. De officier van justitie heeft de in dit verband aangevoerde stelling, dat het e-mailadres waarmee de pincode was verzonden
evidentonjuist was, niet onderbouwd en dit vormt dat dan ook niet een dergelijke aanwijzing. Aldus kan opzet van de verdachte op het wegnemen van de container met een pincode waarop hij geen recht had, en dus zijn betrokkenheid bij de diefstal van de betreffende container, niet bewezen worden geacht.
4.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.M. Janssen, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 2 april 2020 te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, de container [containernummer] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander, toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen container [containernummer] onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij deze container van de ECT Delta Terminal weggenomen met behulp van zogenoemde pincodefraude.