ECLI:NL:RBROT:2024:2409
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na herstel van gebrek in besluitvorming door UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.J.M.M. Verwijmeren, had in beroep gesteld dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom haar medische situatie, met name in verband met een Covid-infectie, niet leidde tot meer beperkingen. De rechtbank had eerder op 2 februari 2023 een tussenuitspraak gedaan waarin een gebrek in de besluitvorming van het UWV werd vastgesteld. Het UWV kreeg de kans om dit gebrek te herstellen, wat resulteerde in aanvullende rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige.
De rechtbank oordeelde dat het UWV in zijn aanvullende motivering voldoende had aangetoond dat de medische klachten van eiseres, waaronder vermoeidheid en een schildklieraandoening, niet leidden tot een wijziging van de eerder vastgestelde beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat de Covid-infectie geen relevante toename van beperkingen met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat het UWV de aanvraag om een WIA-uitkering terecht had afgewezen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 14 juni 2021 minder dan 35% was.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat het UWV het gebrek had hersteld. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en het UWV werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. S.M. Goossens, in aanwezigheid van griffier mr. Y.W. Geerts, en werd openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.