Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam in een incident uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers [eiser1] en [eiser2] en gedaagde [gedaagde1]. De eisers vorderen in de hoofdzaak betaling van respectievelijk € 60.000,00 en € 6.775,47 van gedaagde, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft nog niet op deze eisen gereageerd. In het incident heeft gedaagde verzocht om FinaFit B.V. in vrijwaring op te roepen, stellende dat hij een vordering op FinaFit heeft die verband houdt met de hoofdzaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat die FinaFit verplicht tot vrijwaring. Daarom is de eis in het incident afgewezen.
De rechtbank heeft gedaagde tevens veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 614,00 aan salaris advocaat. De zaak is voor de hoofdzaak doorverwezen naar de rol van 1 mei 2024 voor het nemen van een conclusie van antwoord door gedaagde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.B. Smits.