ECLI:NL:RBROT:2024:2406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
10-137023-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en poging tot diefstal met geweld

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2023 in Rotterdam een poging tot doodslag en een poging tot diefstal met geweld heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de buik gestoken, wat leidde tot een diepe wond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de aard van de verwondingen en de omstandigheden van de steekpartij. De verdachte heeft ook geprobeerd de tas en ketting van het slachtoffer te stelen, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank achtte beide feiten bewezen en legde een gevangenisstraf op van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zowel materiële als immateriële schade heeft geleden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-137023-23
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (poging doodslag) en 2 (diefstal met geweld) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van feit 1. De verdachte betwist dat hij het slachtoffer heeft willen beroven.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte in de nacht van 3 juni 2023 met zijn oom in de auto naar het slachtoffer is gereden. Na aankomst heeft de verdachte direct de confrontatie met het slachtoffer gezocht en hem na een korte woordenwisseling van dichtbij diep in de buik gestoken. Het slachtoffer liep door het steken een diepe wond op in zijn buik.
In algemene zin geldt dat de kans dat het slachtoffer door een dergelijke steek richting de buikstreek, waar zich vitale organen bevinden, zou kunnen overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De verdachte is zich daar ook bewust van geweest, zo blijkt uit zijn verklaring ter zitting. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is deze gedraging zozeer gericht op het intreden van de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard. Hij had dus voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte heeft gepoogd om het slachtoffer te doden.
Ten aanzien van de exacte toedracht van de steekpartij en met name over de vraag of de verdachte heeft geprobeerd spullen van het slachtoffer te pakken, lopen de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer uiteen. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte, voordat die hem stak met het mes, hoofd tegen hoofd met hem kwam staan en zei dat het slachtoffer zijn spullen moest afgeven. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van een omwonende, die wakker werd van de herrie op straat en hoorde dat er werd geroepen ‘Geef je tas, geef je tas’. De rechtbank zal daarom uitgaan van de weergave van het gebeurde zoals het slachtoffer die heeft gegeven.
De rechtbank acht daarmee de als feit 2 ten laste gelegde diefstal met geweldpleging bewezen.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 3 juni 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met een mes in de buik en de hand heeft gestoken ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2
hij op 3 juni 2023 te Rotterdam, op [straatnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een tas en een ketting, die geheel aan [slachtoffer], toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, - (dreigend) te roepen: ‘Geef me je spullen’ en- met een mes in de buik en de hand heeft gestoken en- een schoudertas van het hoofd/lichaam en een ketting van de nek van die [slachtoffer] heeft geprobeerd te trekken en
- een of meerdere keren tegen het lichaam heeft geschopt
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) steek- en snijverwondingen in de buik en de hand heeft opgelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging tot doodslag

2.
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf /en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de vroege ochtend van 3 juni 2023 het slachtoffer in zijn buik en zijn hand gestoken en geprobeerd hem te beroven. Het slachtoffer heeft als gevolg van de steekpartij drie dagen in het ziekenhuis gelegen en heeft er een groot litteken op zijn buik aan overgehouden. Zijn hand functioneert tijdens de behandeling ter terechtzitting nog altijd niet volledig – en het is vooralsnog onduidelijk of dat nog zal herstellen. Het is een kwestie van geluk dat door het steken in de buik geen vitale organen zijn getroffen, waardoor het leven van het slachtoffer in gevaar zou zijn gekomen. Hoe de verdachte tot zijn daad gekomen is, is mede door de wisselende verklaringen die hij hierover heeft afgelegd niet helder geworden. Hoe dan ook vindt de rechtbank het ogenschijnlijke gemak waarmee de verdachte is overgegaan tot potentieel dodelijk geweld zorgwekkend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit zijn strafblad blijkt dat de verdachte eenmaal eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit als feit 2.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 augustus 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering heeft de indruk dat de verdachte in staat is om zijn gedrag te organiseren. Hij oogt conform zijn kalenderleeftijd. Er lijkt geen sprake van impulsiviteit.
De verdachte woonde in een begeleide woonvorm. Zijn plek daar is hij door zijn voorarrest kwijtgeraakt. Hij was zoekende ten aanzien van zijn dagbesteding. Er is sprake van een belast verleden, huiselijk geweld naar de kinderen door zijn vader. In januari 2022 heeft de verdachte een psychose gehad na een traumatische ervaring. Hiervoor gebruikt hij medicatie.
De reclassering adviseert de verdachte – ingeval van een strafoplegging – een voorwaardelijk deel te hanteren met de navolgende bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
• Ambulante behandeling
• Begeleid wonen
• Contactverbod
• Dagbesteding
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt als strafverminderende factor de jeugdige leeftijd van de verdachte mee. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: het slachtoffer [benadeelde partij]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.034 aan materiële schade en een vergoeding van € 6.500 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering dient te worden toegewezen, met uitzondering van de materiële schade die betrekking heeft op de Cartier-bril. Dit betreft een bedrag van € 750. Daarnaast dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd en de rente vanaf 3 juni 2023.
8.2.
Standpunt verdediging
De materiële schade kan worden toegewezen, met uitzondering van de schade die ziet op de Cartier-bril. De immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000. Dat is het bedrag dat staat voor fysiek letsel dat valt letselcategorie 3 van de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, dat in dit geval aan de orde is.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering die ziet op de materiële schade worden toegewezen – met uitzondering van de schade die ziet op de Cartier-bril. Daarvan is namelijk niet vast komen te staan dat die als gevolg van het handelen van de verdachte is kwijtgeraakt.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank overweegt dat het slachtoffer zowel in zijn buik als in zijn linkerhand is gestoken, en zal de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 6.500.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 juni 2023.
Aangezien de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 7.784, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk,
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en volgt, indien geïndiceerd, een ambulante behandeling bij forensische polikliniek Fivoor, De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft bij Pameijer of een andere instelling voor begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde volgt een nader te bepalen opleiding en heeft daarnaast eventueel werk. Zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 7.784 (zegge: zevenduizend zevenhonderd vierentachtig euro), bestaande uit € 1.284 aan materiële schade en € 6.500 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 7.784 (zegge: zevenduizend zevenhonderd vierentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.784 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
73 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.M. Douwes, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 juni 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik en/of de zij en/of de hand, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juni 2023 te Rotterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (diepe) steek- en/of snijverwondingen in de buik en/of de zij en/of de hand, althans het lichaam, heeft toegebracht door een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik en/of de zij en/of de hand, althans het lichaam, te steken en/of te snijden;
2
hij op of omstreeks 3 juni 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op [straatnaam], althans op de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een tas en/of een ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- (dreigend) te roepen: 'Geef me je spullen' en/of
- een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik en/of de zij en/of de hand, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- een schoudertas van het hoofd/lichaam en/of een ketting van de nek van die [slachtoffer] heeft geprobeerd te trekken en/of
- een of meerdere keren tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (diepe) steek- en/of snijverwondingen in de buik en/of de zij en/of de hand, althans het lichaamm, heeft opgelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid