ECLI:NL:RBROT:2024:2399

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
10/096595-23 en 10/011941-23 (gevoegd) / TUL: 10/067146-21 en 10/045697-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring poging tot zware mishandeling, mishandeling en bedreiging met een vuurwapen, met geslaagd beroep op noodweerexces

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, mishandeling en bedreiging met een vuurwapen. De zaak betreft meerdere incidenten, waaronder een schietincident op 7 april 2023 in Rotterdam, waarbij de verdachte met een vuurwapen in de richting van een slachtoffer heeft geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dat moment in een noodweersituatie verkeerde, aangezien hij werd belaagd door een groep jongens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor de poging tot zware mishandeling, omdat hij handelde uit een hevige gemoedsbeweging als gevolg van de dreiging die hij ondervond. Voor de andere feiten, waaronder de mishandeling van een ander slachtoffer en de bedreiging met een vuurwapen, werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 100 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld en de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen behandeld. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar de rechtbank oordeelde dat er geen redenen waren om de strafbaarheid van de overige feiten uit te sluiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/096595-23 en 10/011941-23 (gevoegd)
Parketnummers vorderingen TUL: 10/067146-21 en 10/045697-22
Datum uitspraak: 9 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam detentielocatie01] te [plaats01] ,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 april 2023, 11 juli 2023 en 26 september 2023 en van 21 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, waarbij de oorspronkelijke opgave van feit 1 onder parketnummer 10/011941-23 op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/096595-23 onder 1 impliciet primair en onder 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/011941-23 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/096595-23 onder 1 impliciet subsidiair en onder 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/011941-23 onder 1 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft als preliminair verweer aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, gelet op een samenloop van verschillende schendingen van de beginselen van een goede procesorde, als gevolg waarvan de belangen van de verdediging zijn geschaad en er geen sprake meer is van een eerlijk proces. Hierbij heeft de verdediging gewezen op het beperkte onderzoek, het niet adequaat acteren van de voormalige zaaksofficier, het niet verstrekken van het aanvullend dossier, waaronder de getuigenverklaring van de mentor van de verdachte, en de schending van het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het preliminaire verweer. Wat betreft het niet verstrekken van het aanvullend dossier heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat zij net zo overvallen was als de verdediging toen tijdens het aanvullend getuigenverhoor van [getuige01] bleek dat hij al eerder was gehoord door de politie. De officier van justitie beschikte toen niet over het proces-verbaal van het eerdere verhoor. Op het moment dat de aanvullende stukken beschikbaar waren, zijn deze direct verstrekt. De rechtbank heeft naar aanleiding van deze stukken de ForCA plaatsing heroverwogen. Wat betreft de vervolging van [medeverdachte01] heeft de officier van justitie verklaard dat de onderzoeksresultaten in zijn zaak anders zijn dan in de zaak van de verdachte en dat om die reden nog niet is besloten om [medeverdachte01] al dan niet te vervolgen.
4.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft, na beraadslaging in raadkamer, ter terechtzitting op het preliminair verweer beslist, inhoudende verwerping. De door de verdediging aangevoerde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de zwaarwegende conclusie dat er sprake is van een inbreuk die van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
4.4.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/096595-23 onder 1 impliciet primair en onder 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/011941-23 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdediging heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/096595-23 onder 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.3.
Bewijswaardering feit 1 impliciet subsidiair onder parketnummer 10/096595-23 (poging tot zware mishandeling [slachtoffer01] )
5.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer01] . Er is sprake van een absoluut ondeugdelijke poging. De kogel heeft de voering van de jas niet verlaten. Het wapen kan dus niet als gevaarlijk worden aangemerkt, ook niet als van korte afstand is verschoten. Daaruit volgt bovendien dat niet kan worden geconcludeerd dat er een aanmerkelijke bestond dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
5.3.2.
Beoordeling
Op basis van de inhoud van het dossier en de door hem ter terechtzitting afgelegde verklaring staat vast dat de verdachte op 7 april 2023 in Rotterdam een wapen in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad en dat hij daarmee heeft geschoten in de richting van [slachtoffer01] . Uit onderzoek is gebleken dat er een .22 kogel is verschoten en dat die kogel in de voering van de rugzijde van de jas van [slachtoffer01] is blijven steken.
Door te schieten met een wapen zoals hiervoor genoemd ter hoogte van de rug van [slachtoffer01] heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Niet kan worden vastgesteld dat het gevolg nooit had kunnen intreden, zoals door de verdediging is gesteld. Uit het dossier is niet duidelijk geworden waarom de kogel in de jas is blijven steken. Als zou worden aangenomen dat dat te maken heeft met bijvoorbeeld een te lage snelheid van de kogel, dan kan niet worden vastgesteld of dat aan de staat of de kwaliteit van de kogel dan wel het wapen lag. Daarmee zijn er onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging, in die zin dat het schieten met dat wapen nimmer tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden. Het verweer wordt daarom verworpen.
5.3.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/096595-23 onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewijswaardering feit 1 subsidiair onder parketnummer 10/011941-23(mishandeling [slachtoffer02] )
5.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer02] , omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer02] heeft geduwd in haar gezicht. Er is geen bewijs dat de duw van de verdachte in het gezicht van [slachtoffer02] pijn of letsel heeft veroorzaakt.
5.4.2.
Beoordeling
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II, het onder parketnummer 10/011941-23 onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen is bewezen dat de verdachte [slachtoffer02] in het gezicht heeft geslagen. De verklaring van de verdachte dat hij haar heeft geduwd, vindt geen steun in het dossier. Naar algemene ervaringsregels kan worden gesteld dat slaan in het gezicht pijn veroorzaakt.
5.4.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/011941-23 onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.5.
Bewijswaardering feit 3 onder parketnummer 10/011941-23(bedreiging [slachtoffer03] )
5.5.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer03] , omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Los van de vraag of de verdachte de persoon is geweest die samen met twee anderen in de rode auto zou hebben gezeten en ter plaatse was, kan niet worden vastgesteld dat er een wapen is getoond of dat er met een wapen is geschoten.
5.5.2.
Beoordeling
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II, het onder parketnummer 10/011941-23 onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, blijkt de aanwezigheid van de verdachte ter plaatse. De aangever heeft verklaard dat hij de verdachte herkende van het eerdere incident dat die dag had plaatsgevonden bij de KFC. Daarnaast is de verdachte op camerabeelden herkend aan zijn signalement. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt ook dat de verdachte een vuurwapen voorhanden had. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaringen van de aangever [slachtoffer03] en de getuige [getuige02] . Bovendien worden die verklaringen ondersteund door de verklaring van [getuige03] , de vriend van de verdachte, en de camerabeelden.
5.5.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/011941-23 onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/096595-23 onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/011941-23 onder 1 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/096595-23 onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10/096595-23:
1. impliciet subsidiair:
hij, op 7 april 2023, te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om [voornaam slachtoffer01] [slachtoffer01] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
eenmaal in de richting van die ( [voornaam slachtoffer01] ) [slachtoffer01]
heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 7 april 2023 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool of revolver, van een onbekend gebleven merk, type en
kaliber voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10/011941-23:
1. subsidiair:
hij op 27 december 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer02] heeft mishandeld door in het gezicht van voornoemde [slachtoffer02] te slaan;
3.
hij op of omstreeks 27 december 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer03] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- aan voornoemde [slachtoffer03] de dreigende woorden toe te voegen: "Eigenlijk zou ik
je moeten gunkolven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan
voornoemde [slachtoffer03] en (vervolgens) voornoemd vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op het lichaam van voornoemde [slachtoffer03]
en met voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, een projectiel af te vuren op het lichaam van
voornoemde [slachtoffer03] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/096595-23:1. impliciet subsidiair:
poging tot zware mishandeling

3.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

parketnummer 10/011941-23:
1. subsidiair:
mishandeling

2.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

6.1.
Strafbaarheid
6.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer. De verdachte dient daarom ten aanzien van het onder parketnummer 10/096595-23 impliciet subsidiair ten laste gelegde te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Er was sprake van een noodweersituatie, omdat de verdachte bij zijn woning werd opgewacht door een groep jongens en door één van hen, te weten [medeverdachte01] , werd beschoten. De verdachte heeft zichzelf daartegen verdedigd door terug te schieten op [slachtoffer01] . Dat de verdachte op [slachtoffer01] schoot en niet op [medeverdachte01] , moet geen verschil maken, nu de dreiging direct uit die groep kwam en de dreiging werkelijkheid werd, mede op initiatief van [slachtoffer01] .
6.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de raadsvrouw bepleite beroep op noodweer dient te worden verworpen, omdat op het moment dat de verdachte schoot op [slachtoffer01] , namelijk in de achtervolging, geen sprake meer was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
6.1.3.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
De verdachte werd in de portiek van zijn woning opgewacht door jongens van de Parkweggroep met wie de verdachte eerder een conflict heeft gehad. Zij blokkeerden de doorgang. Op een gegeven moment kwamen alle jongens op de verdachte af en liep de verdachte naar buiten. De verdachte stond vervolgens op de stoep en werd omsingeld door de jongens. De verdachte zag dat [medeverdachte01] een wapen op hem richtte en schoot, waarna alle jongens wegrenden in verschillende richtingen. De verdachte ging ook rennen. Hij rende achter [slachtoffer01] aan. Vervolgens schoot hij op hoek van de Wolphaertsbocht in de richting van de rug van [slachtoffer01] .
Door de verdachte in de portiek van zijn woning op te wachten, hebben de jongens van de Parkweggroep de confrontatie met de verdachte opgezocht. Dat dit ook de bedoeling was, leidt de rechtbank af uit het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer01] . Hieruit blijkt dat de moeder van de verdachte een maand eerder al een melding had gedaan bij de politie dat de verdachte werd bedreigd door dezelfde jongens van de Parkweggroep. Deze jongens zouden hebben gezegd dat de verdachte niet meer in Schiedam mocht komen, dat er € 20.000,- moest worden betaald en dat als dat niet zou gebeuren, er slachtoffers zouden vallen.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat op het moment dat de verdachte werd beschoten, er sprake was van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding. De verdachte werd omsingeld door de jongens, waardoor hij zich ook niet aan de aanranding kon onttrekken.
Uit de geschetste toedracht volgt echter dat de jongens door wie de verdachte werd beschoten en belaagd na het schot op de verdachte zijn weggerend. Daarmee was de noodweersituatie beëindigd en was de verdediging, te weten het achtervolgen van en schieten op [slachtoffer01] , op dat moment niet noodzakelijk.
Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
6.1.4.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

7.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweerexces. Op basis van het dossier is aannemelijk geworden dat het handelen van de verdachte het onmiddellijke gevolg is geweest van dusdanig hevige emoties, die kan worden aangemerkt als een hevige gemoedsbeweging als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook het beroep op noodweerexces moet worden verworpen, omdat er - zoals eerder is gesteld - geen sprake meer was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
7.3.
Beoordeling
De rechtbank acht aannemelijk dat de disproportionele reactie van de verdachte, te weten het schieten in de richting van [slachtoffer01] , het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige, bij hem op dat moment ontstane gemoedstoestand van angst en woede die van doorslaggevend belang is geweest voor de verweten gedraging. De rechtbank houdt daarbij rekening met de verklaring van de getuige [getuige01] , waaruit blijkt dat de verdachte heel erg was geschrokken toen hij de jongens in zijn portiek zag. Volgens de getuige was de verdachte helemaal in paniek, vol emoties en heel erg verward na het incident. Voor de verdachte was duidelijk dat de omstandigheid dat hij voor zijn woning werd opgewacht door de jongens van de Parkweggroep weinig goeds betekende. Dat is temeer duidelijk geworden op het moment dat vanuit de Parkweggroep werd geschoten. In die omstandigheden is de paniek en boosheid bij de verdachte voorstelbaar. Ook houdt de rechtbank rekening met de voorgeschiedenis van de verdachte. De verdachte is in het verleden gestoken op dezelfde plek waar hij nu is beschoten. Uit de rapportage van orthopedagoog/gezondheidszorgpsycholoog drs. [naam01] van 7 april 2023 blijkt dat de verdachte na het steekincident last heeft van herbelevingsverschijnselen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens het schietincident op 7 april 2023 ook last had van een herbeleving.
De rechtbank is van oordeel dat de hevige gemoedstoestand bij de verdachte is veroorzaakt door de dreigende houding en het agressieve gedrag van de groep jongens op dat moment. Zij bevonden zich voor de woning van de verdachte, hadden capuchons op en waren bewapend. Hierbij is mede van invloed geweest dat verdachte eerder door deze groep jongens is bedreigd. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit een onmiddellijk gevolg is van voornoemde hevige gemoedsbeweging. De verdachte heeft als gevolg daarvan de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden, door het strafbare feit te plegen op een tijdstip waarop de noodweersituatie reeds was beëindigd.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het beroep op noodweerexces slaagt.
7.4.
Conclusie
Er is ten aanzien van de onder parketnummer 10/096595-23 onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer01] een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is voor dit feit niet strafbaar.
Voor de overige bewezenverklaarde feiten zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is voor die feiten wel strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 22 december 2022 schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer02] door haar in het gezicht te slaan. Door aldus te handelen heeft de verdachte geprobeerd om haar lichamelijk letsel toe te brengen, forse inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en bij haar gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Diezelfde dag heeft de verdachte [slachtoffer03] bedreigd met een vuurwapen. De verdachte heeft daarbij niet alleen bedreigingen geuit en een vuurwapen getoond en gericht op [slachtoffer03] , maar daarmee ook op hem geschoten. De verdachte heeft [slachtoffer03] hierdoor flink angst aangejaagd. De bedreiging heeft plaatsgevonden op de openbare weg en moet daarom ook voor omstanders zeer beangstigend zijn geweest. Het handelen van de verdachte had ernstig of zelfs dodelijk letsel bij anderen kunnen veroorzaken. Verdachte mag van geluk spreken dat het goed is afgelopen en dergelijk letsel niet is ontstaan.
Tot slot heeft de verdachte op 7 april 2023 een wapen in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens levert een onaanvaardbaar veiligheidsrisico op, omdat dit kan leiden tot het plegen van ernstige geweldsdelicten. Dit brengt in de samenleving gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Orthopedagoog/gezondheidszorgpsycholoog drs. [naam01], heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 april 2023. Dit rapport ziet enkel op zaaknummer 10/011941-23 en houdt voor zover van belang het volgende in.
Vanaf jonge leeftijd is de verdachte door schoolgenoten gepest. Op 14-jarige leeftijd werd hij het slachtoffer van een steekpartij door een meisje. De pesterijen begonnen daarna opnieuw, want er werden denigrerende rap-liedjes op het internet verspreid over het neergestoken zijn door een meisje.
Door deze jarenlange opeenhoping van stressvolle ervaringen is er bij de verdachte in de loop der tijd een stress-gerelateerde stoornis en een langdurige lichte depressie ontstaan. Hij lijdt aan neerslachtigheid, psychosomatische klachten en slaap- en eetproblemen. Daarnaast is er bij betrokkene sprake van een andere ongespecificeerde gedragsstoornis gelet op zijn justitiële verleden en grensoverschrijdende gedrag.
Hiervan was ook sprake op de momenten van het ten laste gelegde. De restverschijnselen van de PTSS binnen de stress-gerelateerde stoornis zijn in een meer of mindere mate van invloed geweest op het gedrag en de gedragskeuzes van betrokkene op de momenten van het eerste ten laste gelegde. Over de eventuele doorwerking in het tweede en derde ten laste gelegde worden geen uitspraken gedaan, omdat de verdachte deze twee ontkent. Het eerste ten laste gelegde moet hem in een verminderde mate worden toegerekend.
GZ-psycholoog drs. [psycholoog01] en kinder- en jeugdpsychiater dr. [psychiater01]hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 november 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De in het Pro Justitia onderzoek van 7 april 2023 vastgestelde diagnoses worden in onderhavig onderzoek niet teruggevonden. In het onderhavig onderzoek blijkt dat de problematiek vooral schuilt in de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken en de norm overschrijdende gedragsstoornis. De vastgestelde diagnoses waren aanwezig tijdens het ten laste gelegde. Duidelijk is geworden dat de verdachte steeds weer conflicten met anderen heeft die hij oplost met geweld. Vanuit zijn pathologie ziet hij geweld als gerechtvaardigde oplossing, omdat anderen het op gemunt hebben en hij zich dus wel moet verdedigen.
Gezien de doorwerking van de vastgestelde pathologie in het toepassen van gewelddadig gedrag, wordt geadviseerd om de verdachte de tenlastegelegde feiten (indien bewezen) in een verminderde mate toe te rekenen.
Geconcludeerd wordt dat sprake is van een hoog recidiverisico op gewelddadig gedrag. Om deze ernstige problematiek te kunnen doorbreken is een langdurige, intensieve en klinische behandeling in een setting met een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk. Ambulante behandeling of begeleiding is niet toereikend. Verschillende eerdere hulpverleningskaders, zoals deelname aan ITB Harde Kern, zijn onvoldoende gebleken om het risico op gewelddadig gedrag voldoende te reguleren. Geadviseerd wordt om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, indien de feiten worden bewezen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 december 2023. Uit dit rapport volgt dat JBRR zich aansluit bij dat advies dat volgt uit het Klinisch Multidisciplinair onderzoek van 23 november 2023.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 december 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad sluit zich ook aan bij het advies dat volgt uit het Klinisch Multidisciplinair onderzoek van 23 november 2023. Gezien de aard en de ernst van de huidige maar ook eerdere delicten, de gedragsstoornis, de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en de zorgen op alle leefgebieden, is langdurige intramurale behandeling noodzakelijk. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel biedt de mogelijkheid om de verdachte langdurig te kunnen behandelen en om hem een beter pedagogisch leefklimaat te kunnen bieden, waarmee de kans op recidive zal worden verlaagd.
Gezien de ernst van het feit en het gegeven dat de verdachte al langere tijd in voorarrest zit, adviseert de Raad ook een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging adviseert de Raad om de proeftijd te verlengen.
[naam02] , raadsvertegenwoordiger, werkzaam bij de Raad, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat in overleg met JBRR is besloten om het advies ten aanzien van de vorderingen tenuitvoerlegging te wijzingen. Geadviseerd wordt om de vorderingen toe te wijzen.
[naam03] , jeugdbeschermer, werkzaam bij JBRR,heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat er geen andere mogelijkheid is dan het opleggen van een PIJ-maatregel. De verdachte heeft niet eerder open gestaan voor behandeling. Tijdens het Harde Kern Aanpak-traject heeft hij niet mee willen werken. Uiteindelijk zou hij starten met een behandeling bij Diversitas, maar toen ging het weer mis en pleegde hij opnieuw strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten, acht de rechtbank de verdachte voor de bewezen feiten verminderd toerekeningsvatbaar. Anders dan geadviseerd zal geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel worden opgelegd. Daartoe is het volgende van belang. Uit het FORCA-rapport blijkt dat een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten een voorwaarde is voor het advies tot het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Het zwaartepunt van de beschuldigingen jegens de verdachte betreft de tenlastegelegde poging zware mishandeling van [slachtoffer01] . Weliswaar wordt tot een bewezenverklaring gekomen van dat feit, maar hiervoor volgt geen veroordeling omdat de verdachte niet strafbaar is. Voor zover wel tot een veroordeling wordt gekomen, rechtvaardigt het feit waarvoor een PIJ-maatregel zou kunnen worden opgelegd, de bedreiging van [slachtoffer03] , deze zware maatregel niet.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. De rechtbank heeft verder in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat de verdachte op 6 september 2022 nog is veroordeeld voor een strafbaar feit, waarvoor hij in een proeftijd loopt. Daarnaast liep hij ten tijde van het strafbare feit van 7 april 2023 nog in de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Dit alles heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
parketnummer 10/067146-21:
Bij vonnis van 24 november 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van wapenbezit, openlijke geweldpleging en het zich niet houden aan een bevel of vordering gedaan door een ambtenaar, veroordeeld - voor zover van belang - tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 80 uur, waarvan een gedeelte groot 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 9 december 2021.
parketnummer 10/045697-22:
Bij vonnis van 6 september 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van medeplichtigheid aan poging tot doodslag veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 120 dagen waarvan 61 dagen voorwaardelijk.
De proeftijd is ingegaan op 21 september 2022.
9.2.
Beoordeling
parketnummer 10/067146-21De rechtbank is gebleken dat het voorwaardelijk deel van de onder parketnummer 10/067146-21 opgelegde werkstraf bij vonnis van 6 september 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank (parketnummer: 10/045697-22) al volledig ten uitvoer is gelegd. De officier van justitie zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
parketnummer 10/045697-22
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom ten aanzien van parketnummer 10/045697-22 de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77gg, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/096595-23 onder 1 impliciet primair en onder 2 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10/011941-23 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/096595-23 onder 1 impliciet subsidiair en onder 3 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10/011941-23 onder 1 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het onder parketnummer 10/096595-23 onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de verdachte voor het overige bewezen verklaarde strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 100 (honderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf onder parketnummer 10/067146-21;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 6 september 2022 (parketnummer: 10/045697-22) opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter tevens kinderrechter,
en mrs. W.M. Stolk en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2024.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/096595-23:
1.
hij, op of omstreeks 7 april 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[voornaam slachtoffer01] [slachtoffer01] en/of één of meerdere ((nog)onbekend gebleven)
perso(o)n(en)
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen althans eenmaal op en/of in de richting van die ( [voornaam slachtoffer01] ) [slachtoffer01]
en/of die ((nog)onbekend gebleven) perso(o)n(en) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 7 april 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[voornaam slachtoffer01] [slachtoffer01] en/of één of meerdere ((nog)onbekend gebleven)
perso(o)n(en) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door
- aan die ( [voornaam slachtoffer01] ) [slachtoffer01] en/of die ((nog)onbekend gebleven) perso(o)n(en) een
vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp (dreigend) te tonen en
(daarbij) (dreigend) achter die die ( [voornaam slachtoffer01] ) [slachtoffer01] en/of die ((nog)onbekend
gebleven) perso(o)n(en) aan te rennen/lopen
- meermalen althans eenmaal in de richting van en/of (dreigend) in de directe
omgeving van die ( [voornaam slachtoffer01] ) [slachtoffer01] en/of die ((nog)onbekend gebleven)
perso(o)n(en) te schieten en/of
- een schietende beweging te maken in de richting van en/of (dreigend) in de
directe omgeving van die ( [voornaam slachtoffer01] ) [slachtoffer01] en/of die ((nog)onbekend gebleven)
perso(o)n(en) te maken;
2.
hij, op of omstreeks 7 april 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer04]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen althans eenmaal op en/of in de richting van die [slachtoffer04] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 7 april 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer04] heeft mishandeld door meermalen althans eenmaal op/tegen/in (de
richting van) haar been te schieten;
3.
hij op of omstreeks 7 april 2023 te Rotterdam, althans in Rotterdam,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool of revolver, van een (nog) onbekend gebleven merk, type en
kaliber voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10/011941-23:
1.
hij op of omstreeks 27 december 2022 te Rotterdam,
openlijk, te weten in een geopend restaurant van Kentucky Fried Chicken gelegen op/aan de West-Kruiskade, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer02] , door meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer02] te slaan en/of te stompen en/of te duwen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer02] heeft mishandeld door meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer02] te slaan en/of te stompen en/of te duwen;
2.
hij op of omstreeks 27 december 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer03] heeft mishandeld door
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [slachtoffer03]
te slaan en/of te stompen en/of
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een
projectiel/voorwerp af te vuren op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer03] ;
3.
hij op of omstreeks 27 december 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer03] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, door
- aan voornoemde [slachtoffer03] de dreigende woorden toe te voegen: "Eigenlijk zou ik
je moeten gunkolven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan
voornoemde [slachtoffer03] en/of (vervolgens) voornoemd vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op het lichaam van voornoemde [slachtoffer03]
en/of met voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, een projectiel/voorwerp af te vuren op/tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer03] .